Mens & MaatschappijVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3
Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 25 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
LessonUp - app store
code invullen en meedoen
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Wanneer vond de Eerste Wereldoorlog plaats?
A
1914-1918
B
1914-1919
C
1940-1945
D
1917-1922
Slide 4 - Quiz
Wie stonden er in de Eerste Wereldoorlog tegenover elkaar?
A
Geallieerden en Ottomanen
B
Centralen en Ottomanen
C
Centralen en Geallieerden
D
Frankrijk en
Engeland
Slide 5 - Quiz
Wat is géén oorzaak van de Eerste Wereldoorlog?
A
Militairisme
B
Nationalisme
C
Imperialisme
D
Kolonialisme
Slide 6 - Quiz
Leg uit waarom de tijd rond 1900 later la belle époque werd genoemd.
Slide 7 - Question ouverte
Naast de optimisten van het la belle epoque waren er ook mensen die het wat somber naar deze tijd keken. Hoe noemde deze mensen dat tijdperk?
Slide 8 - Question ouverte
Waarom ontstond er een wapenwedloop?
A
De landen in Europa wilden oorlog voeren.
B
Frankrijk had angst voor Duitsland en dacht alleen met veel wapens daar onderuit te komen.
C
Duitsland en Rusland wilden meer macht.
D
Engeland wilde vooral wraak op Duitsland.
Slide 9 - Quiz
In de oorlog vielen veel doden, zowel onder militairen als burgers. Wat is daarvan een oorzaak?
A
Veel nieuwe wapens die in de industrie massaal gemaakt werden.
B
De langde duur van de oorlog.
C
De soldaten vertrouwden de burgers niet.
D
De Verenigde Staten ging deelnemen aan de oorlog.
Slide 10 - Quiz
Duitsland wilde eerst niet het Verdrag van Versailles ondertekenen. Met welke maatregel werd Duitsland gedwongen dat toch te doen?
A
Duitsland werd bezet door een vredesleger.
B
De Duitse handel werd geblokkeerd.
C
Duitsland zou 30% grondgebied moeten inleveren.
D
Duitsland zou opgedeeld worden in bezette gebieden.
Slide 11 - Quiz
Duitsland wilde Frankrijk binnenvallen via België. Veel soldaten en burgers vluchten naar Nederland. Wat was, naast de oorlog zelf, de belangrijkste reden om te vluchten?
A
Belgische steden werden geplunderd
B
Duitse terreur
C
Dwangarbeid voor Belgische mannen
D
De bevolking had geen plek meer om te wonen.
Slide 12 - Quiz
Vergelijk de politieke situatie in Duitsland van 1914 met die in 1919. Noem een voorbeeld van verandering.
Slide 13 - Question ouverte
In Rusland vonden twee revoluties plaats; de Februarirevolutie en de Oktoberrevolutie. Noem een overeenkomst en een verschil.
Slide 14 - Question ouverte
Nederland bleef neutraal. Welke twee politieke problemen werden in de oorlogstijd opgelost?