taaltoets thema 4

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive


A
A
B
B
C
C

Slide 2 - Quiz

Wat betekent intens?

A
een beetje
B
heel erg
C
niet echt

Slide 3 - Quiz

Wat ben je als je veel souplesse hebt?
A
Aantrekkelijk
B
Dun
C
Lenig
D
Slim

Slide 4 - Quiz

Wat roep je als iemand zijn voeten goed gebruikt?
A
die kan stampvoeten
B
doe het stapvoets!
C
maak je uit de voeten!
D
wat een voetenwerk!

Slide 5 - Quiz

Wat betekent ergens je hand niet voor omdraaien?
A
Iets bijna onmogelijks doen
B
Iets doen waarbij goed geoefend moet worden
C
Iets doen wat van tevoren is bedacht
D
Iets heel gemakkelijks doen

Slide 6 - Quiz

Wat doe je als je ergens je ogen niet van af kunt houden?
A
Je blijft ernaar kijken
B
Je kijkt liever naar iets anders
C
Je sluit je ogen en geniet
D
Je ziet vooral wat eromheen gebeurt

Slide 7 - Quiz

Wat betekent de carrière?
A
De banen die iemand heeft gehad
B
De mogelijkheid om bekend te worden
C
De beoordeling van hoe je iets hebt gedaan
D
Een optreden in een beroemde voorstelling

Slide 8 - Quiz

Wat betekent zich spiegelen aan?
A
Zich concentreren op
B
Zich melden bij
C
Zich optrekken aan
D
Zich vergelijken met

Slide 9 - Quiz

Hoe kun je deze zin anders zeggen:
"De meiden zijn gezegend met een groot talent"
A
Ze hebben geluk met hun talent
B
Ze hebben nauwelijks talent
C
Ze kunnen nog wel wat talent gebruiken
D
Ze springen goed om met hun talent

Slide 10 - Quiz

Kies het goede antwoord:
De filmster werd verguisd om zijn rol in de oorlogsfilm. Wat betekent verguizen?
A
bijzonder respecteren
B
heel erg bewonderen
C
sterk afkeuren
D
vaak beledigen

Slide 11 - Quiz

Welke vraag ging vooraf aan deze uitleg?
A
Kunt u laten weten of er stokstaartjes zijn?
B
Kunt u omschrijven wat stokstaartjes zijn?
C
Kunt u vaststellen waar stokstaartjes zijn?

Slide 12 - Quiz

Hoe heette het systeem in Zuid-Afrika waarbij er ongelijke rechten waren voor mensen op basis van hun huidskleur?
A
de apartheid
B
de bijzonderheid
C
de ingetogenheid
D
de overheid

Slide 13 - Quiz

Schrijf van de volgende zinnen de twee telwoorden op: 

Slide 14 - Diapositive

Op de eerste dagen van de vakantie deden we weinig.

Slide 15 - Question ouverte

De derde dag wilden we ineens veel zien.

Slide 16 - Question ouverte

Maar bij het zoveelste oude kerkje hadden we minder zin.

Slide 17 - Question ouverte

Welk leesteken hoort in de zin? Schrijf: puntkomma, dubbele punt of komma. Let op! Je mag elk leesteken een keer gebruiken

Slide 18 - Diapositive

Ik maakte een niet-vergeten-lijstje                  paspoort, oplader, tandenborstel, batterijen.
Mijn vader wil alles altijd nauwkeurig plannen
mijn moeder ziet wel hoe het loopt.
Hallo pap
je gaat op vakantie hoor! 
;
,

Slide 19 - Question de remorquage

Verander steeds de bedrijvende in een lijdende zin:

Slide 20 - Diapositive

Mijn vader beklimt een heuvel.

Slide 21 - Question ouverte

De stoere man maakt foto's van het uitzicht.

Slide 22 - Question ouverte

Mijn moeder prijst mijn vader uitbundig.

Slide 23 - Question ouverte

Vul het juiste wederkerend voornaamwoord in

Slide 24 - Diapositive

Mijn moeder spant ...... niet graag in.

Slide 25 - Question ouverte

'Jij slooft ...... altijd zo uit!' zegt ze tegen mijn vader.

Slide 26 - Question ouverte

Ik bemoei ...... daar nooit mee.

Slide 27 - Question ouverte