4.4 Overmaat en ondermaat

Overmaat en ondermaat
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Overmaat en ondermaat

Slide 1 - Diapositive

Het maken van een cheeseburger
1
+ 1
+ 2
+ 3
1 : 1 : 2 :3
  • Hoeveel cheeseburgers kan ik maken met 39 plakjes tomaat?
timer
2:30

Slide 2 - Diapositive

Tot nu toe - massaverhoudingen
Tot nu toe hebben we dit soort vragen gezien:

2 H2 + O2 --> 2 H2O

De massaverhouding waterstof : water is 2 : 18
Ik heb 50 g waterstof. Hoeveel water kan ik hiermee maken?

Tip:  Maak een verhoudingstabel
timer
5:00

Slide 3 - Diapositive

Tot nu toe - massaverhoudingen
2 H2 + O2 --> 2 H2O

50 x 18 / 2 = 450 gram

Je kunt inderdaad 450 gram water hiermee maken, maar welke aanname maken we hierbij? 


Je gaat er hier vanuit dat er ook voldoende zuurstof aanwezig is !!!

Slide 4 - Diapositive

Tot nu toe - massaverhoudingen
2 H2 + O2 --> 2 H2O

Een reactie stopt zodra één van de beginstoffen op is. 
Meng je de stoffen precies in de massaverhouding? Dan gaat het goed.

Zo niet.... dan blijft één van de beginstoffen over.

Slide 5 - Diapositive

Het maken van een cheeseburger
1
+ 1
+ 2
+ 3
1
(Bij koken gebruik je vaak de massaverhoudingen!)
1 : 1 : 2 :3

Slide 6 - Diapositive

Het maken van een cheeseburger
1
+ 1
+ 6
+
1
1 : 1 : 2 :3
Overmaat
Eén van de stoffen is teveel aanwezig
en 4 plakjes kaas over

Slide 7 - Diapositive

Het maken van een cheeseburger
1
+ 1
+ 1
+ 3
1 : 1 : 2 :3
Ondermaat
Eén van de stoffen is te weinig aanwezig
Geen hamburger die aan eis voldoet

Slide 8 - Diapositive

Overmaat en ondermaat
Overmaat = het teveel aan stof wat overblijft na reactie.

Ondermaat = het tekort aan stof wat nodig is om volledig te reageren.

Slide 9 - Diapositive

Waarom is het bij een reactie belangrijk om te rekenen met de stof die in ondermaat aanwezig is

Slide 10 - Question ouverte

Een reactie stopt
Wanneer stopt een chemische reactie:
1. Als een van de beginstoffen op is (ondermaat)

Dus als een beginstof helemaal weg reageert, dan is deze in ondermaat. De stof die overblijft na de reactie, is de stof in overmaat.
Hoeveel reactieproduct  er ontstaat is dus afhankelijk van de stof in ondermaat.

Slide 11 - Diapositive

Rekenen aan ondermaat en overmaat


Belangrijk:
bij het doorrekenen van de reactie is de ondermaat altijd je uitgangspunt. Want wanneer die stof volledig is gereageerd, stopt de reactie.




Slide 12 - Diapositive

Het maken van een cheeseburger
1
+ 1
+ 2
+ 3
1 : 1 : 2 :3
  • Hoeveel cheeseburgers kan ik maken met 6 broodjes, 8 burgers, 9 plakjes kaas en 20 plakjes  plakjes tomaat?
timer
2:30

Slide 13 - Diapositive

Uitleg met een voorbeeld
3 H2 + N2 --> 2 NH3
   6     :    28    :      34

Ik reageer 80 g waterstof met 310 g stikstof.
Welke stof is in overmaat?

Hoeveel ammoniak kan ik dan maximaal maken?

Slide 14 - Diapositive

Opdracht
Voorbeeld:
Koper en zwavel reageren met elkaar tot kopersulfide (CuS). Ze reageren in de verhouding 63,6 : 32,1. Stel je hebt 273 g koper en 141 g zwavel. Hoeveel kopersulfide ontstaat er dan?


Slide 15 - Diapositive

Voorbeeld
Voorbeeld:
Koper en zwavel reageren met elkaar tot kopersulfide (CuS). Ze reageren in de verhouding 63,6 : 32,1. Stel je hebt 273 g koper en 141 g zwavel. Hoeveel kopersulfide ontstaat er dan?
Uitwerking volgens stappenplan:
1.                  Koper + zwavel --> kopersulfide
2.  m.v.        63,6 u     32,1 u                   

Slide 16 - Diapositive

Voorbeeld
Voorbeeld:
Koper en zwavel reageren met elkaar tot kopersulfide (CuS). Ze reageren in de verhouding 63,6 : 32,1. Stel je hebt 273 g koper en 141 g zwavel. Hoeveel kopersulfide ontstaat er dan?
Uitwerking volgens stappenplan:
1.                  Koper + zwavel --> kopersulfide
2.  m.v.        63,6 u     32,1 u                  
                                       

3.                  273 g       141 g


Slide 17 - Diapositive

Voorbeeld
Voorbeeld:
Koper en zwavel reageren met elkaar tot kopersulfide (CuS). Ze reageren in de verhouding 63,6 : 32,1. Stel je hebt 273 g koper en 141 g zwavel. Hoeveel kopersulfide ontstaat er dan?
Uitwerking volgens stappenplan:
1.                  Koper + zwavel --> kopersulfide
2.  m.v.        63,6 u     32,1 u                    95,7 u
                                       

3.                  273 g       141 g

Slide 18 - Diapositive

Voorbeeld
Voorbeeld:
Koper en zwavel reageren met elkaar tot kopersulfide (CuS). Ze reageren in de verhouding 63,6 : 32,1. Stel je hebt 273 g koper en 141 g zwavel. Hoeveel kopersulfide ontstaat er dan?
Uitwerking volgens stappenplan:
1.                  Koper + zwavel --> kopersulfide
2.  m.v.        63,6 u     32,1 u                    95,7 u
                                       

3.                  273 g       141 g
4.  Uitrekenen hoeveel zwavel nodig is bij gegeven aantal koper
      Uitrekenen hoeveel koper nodig is bij gegeven aantal zwavel

Slide 19 - Diapositive

Voorbeeld
Voorbeeld:
Koper en zwavel reageren met elkaar tot kopersulfide (CuS). Ze reageren in de verhouding 63,6 : 32,1. Stel je hebt 273 g koper en 141 g zwavel. Hoeveel kopersulfide ontstaat er dan?
Uitwerking volgens stappenplan:
1.                  Koper + zwavel --> kopersulfide
2.  m.v.        63,6 u     32,1 u                    95,7 u
                                       

3.                  273 g       141 g
4.  Uitrekenen hoeveel zwavel nodig is bij gegeven aantal koper 
      Uitrekenen hoeveel koper nodig is bij gegeven aantal zwavel
     Er zal dus 410,78 gram kopersulfide ontstaan.

Slide 20 - Diapositive