22/4 losstaand zinnen, overdwaling en dubbele ontkenning 2.5 3h

GRAMMATICA
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

GRAMMATICA

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Korte activiteit
  • Instructie
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Spelen met woorden: raadsels
Geef iedereen de kans om de rebus op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe de rebus het in je hoofd.
  • Bekijk eerst de rebus goed en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 3 - Diapositive

Hoe ver kan een hond het bos inrennen?

Slide 4 - Question ouverte

Wat kan de hele wereld rond gaan, maar blijft altijd in een hoekje?

Slide 5 - Question ouverte

Welke salade helpt het beste tegen jeuk?

Slide 6 - Question ouverte

Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  • kun je een losstaand bijzins herkennen en verbeteren. 
  •  kun je een verdwaling in zinnen herkennen en verbeteren.
  •   kun je een dubbele ontkenning in zinnen herkennen en verbeteren.











Slide 7 - Diapositive

Voorkennis: Samengestelde zin
Samenstelling
verbindingswoorden
voorbeeldzin
HZ + HZ (nevenschikking)
en, maar, wat, of, dus
Ik ga naar huis, want ik moet huiswerk maken.
HZ + BZ (onderschikking)
omdat, voordat, nadat, zodat, etc.
Ik ga naar huis, omdat ik huiswerk moet maken. 

Slide 8 - Diapositive

Losstaande bijzinnen

In een hoofdzin staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar. In een bijzin staan ze juist zelden naast elkaar. Een bijzin vormt samen met een hoofdzin een samengestelde zin (zie paragraaf 3.8 ‘Grammatica: zinsdelen - Samengestelde zin’). Een bijzin mag niet losstaand (in zijn eentje dus) een aparte zin vormen.

Ik ga naar huis. Omdat ik ziek ben.
Ik ga naar huis, omdat ik ziek ben.
Omdat ik ziek ben, ga ik naar huis.
 
Laten we met de auto gaan. Zodat we thuis zijn als de bekerfinale begint.
Laten we met de auto gaan, zodat we thuis zijn als de bekerfinale begint.
 
Veel leerlingen zijn gezakt. Wat heel erg jammer is.
Veel leerlingen zijn gezakt, wat heel erg jammer is.
Het is heel erg jammer dat veel leerlingen zijn gezakt.
 
Je hebt op de middelbare school ook een speciale docent. Die je mentor is.
Correct is:

Je hebt op de middelbare school ook een speciale docent. Dat is je mentor.
Of: Je hebt op de middelbare school ook een speciale docent, die noemen we je mentor.
 
Hopelijk wordt de wetgeving snel aangepast. Zodat de slachtoffers van shaming eerder en beter worden geholpen. Dat er meer maatregelen komen om shaming tegen te gaan.
Hopelijk wordt de wetgeving snel aangepast, zodat de slachtoffers van shaming eerder en beter worden geholpen. Met strengere wetgeving heeft de politie meer mogelijkheden om shaming tegen te gaan.

Slide 9 - Diapositive

Losstaande bijzinnen

In een hoofdzin staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar. In een bijzin staan ze juist zelden naast elkaar. Een bijzin vormt samen met een hoofdzin een samengestelde zin (zie paragraaf 3.8 ‘Grammatica: zinsdelen - Samengestelde zin’). Een bijzin mag niet losstaand (in zijn eentje dus) een aparte zin vormen.

Je hebt op de middelbare school ook een speciale docent. Die je mentor is.
Je hebt op de middelbare school ook een speciale docent. Dat is je mentor.
Je hebt op de middelbare school ook een speciale docent, die noemen we je mentor.
 
Hopelijk wordt de wetgeving snel aangepast. Zodat de slachtoffers van shaming eerder en beter worden geholpen. Dat er meer maatregelen komen om shaming tegen te gaan.
Hopelijk wordt de wetgeving snel aangepast, zodat de slachtoffers van shaming eerder en beter worden geholpen. Met strengere wetgeving heeft de politie meer mogelijkheden om shaming tegen te gaan.

Slide 10 - Diapositive

Verdwaling
Zinsdelen kun je verplaatsen, ze kunnen op meerdere plekken in de zin staan. Soms staat een zinsdeel of een woord echter op een verkeerde plek in de zin. Dit heet verdwaling. In dat geval krijgt de zin onbedoeld een andere betekenis:

Hij botste tegen het hek met hoge snelheid.
In deze zin lijkt het net alsof het hek een hoge snelheid heeft. Het zinsdeel ‘met hoge snelheid’ staat op een verkeerde plaats. Correct is:
Hij botste met hoge snelheid tegen een hek.

Andere voorbeelden van verdwaling:
Iedereen in de klas maakt altijd niet zijn huiswerk.
Niet iedereen in de klas maakt altijd zijn huiswerk.
Bij school zag ik pratende brommers en kinderen.
Bij school zag ik brommers en pratende kinderen.

Slide 11 - Diapositive

Dubbele ontkenning

‘Ik heb nooit geen tijd’ is een dubbele ontkenning. Je gebruikt twee keer een ontkenning: nooit en geen. Daardoor zeg je juist het tegenovergestelde van wat je wilt zeggen. Je zegt nu dat je wel tijd hebt. Juist is: ‘Ik heb nooit tijd’ of ‘Ik heb geen tijd’.
Er zijn ook ontkennende werkwoorden, zoals voorkomen (zorgen dat iets niet gebeurt), ontkennen (zeggen dat iets niet gebeurd is), verbieden (zeggen dat iets niet mag). Als je bij deze werkwoorden nog een ontkenning gebruikt, dan is er ook een dubbele ontkenning:

Hij ontkende dat hij dat niet had gedaan.
Hij ontkende dat hij dat had gedaan.

Slide 12 - Diapositive

Werk voor deze en de volgende les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in stilte en je mag niet praten of overleggen en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in stilte lezen of werken aan een ander vak

Paragraaf 2.5, deel 1 opdracht 1 t/m 9 
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!
Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!

Slide 13 - Diapositive

Samengestelde zinnen

  • In iedere zin staat een persoonsvorm. 
  • Zinnen met één persoonsvorm en één onderwerp noem je
    een enkelvoudige zin. 
  • Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen. 
  • Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.



Slide 14 - Diapositive

Twee soorten zinnen
Enkelvoudige zin (1 pv):
De docent roept de leerlingen.
De leerlingen stoppen met praten.

Samengestelde zin (meer dan 1 pv):
De docent roept de leerlingen en de leerlingen stoppen met praten.

Slide 15 - Diapositive

Twee soorten zinnen
Enkelvoudige zin (1 pv):
De docent roept de leerlingen.
De docent gaat steeds harder roepen.

Samengestelde zin (meer dan 1 pv, andere werkwoorden en een onderwerp):
De docent roept de leerlingen en de docent gaat steeds harder roepen
De docent roept de leerlingen en gaat steeds harder roepen

Slide 16 - Diapositive

Hoofdzin herkennen
  1. Er staat maar één persoonsvorm in de zin.
  2. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar
  3. Hoofdzinnen worden met elkaar vebonden (naar samengestelde zinnen) met nevenschikkende voegwoorden:
  • en, noch, alsmede, alsook (aaneenschakelend)
  • maar, doch, of --> (kan ook onderschikkend zijn!), ofwel, dan wel, dan (tegenstellend)
  • want (causaliteit aanduidend)
  • dus (gevolgaanduidend)

Slide 17 - Diapositive

Hoofdzin herkennen
  1. Er staan meerdere persoonsvormen in de zin.
  2. Het onderwerp en de persoonsvorm staan niet naast elkaar
  3. Hoofdzinnen worden met elkaar vebonden (naar samengestelde zinnen) met onderschikkende voegwoorden. Alle andere voegwoorden dan nevenschikkende voegwoorden --> behalve of, want die kan beide zijn!

Slide 18 - Diapositive

Bijzin herkennen
  1. Er staan meerdere persoonsvormen in de zin.
  2. Het onderwerp en de persoonsvorm staan niet naast elkaar
  3. Bijzinnen worden met elkaar vrebonden (naar samengestelde zinnen) met onderschikkende voegwoorden. Alle andere voegwoorden dan nevenschikkende voegwoorden --> behalve of, want die kan beide zijn!

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Losstaande zin
Een bijzin (zin waarbij PV en OW meestal niet naast elkaar staan) mogen nooit als zelfstandige zin voorkomen: een bijzin hoort altijd bij een hoofdzin.
Voorbeelden
  • Ik ga naar huis. Omdat ik ziek ben.
    Juist: Omdat ik ziek ben, ga ik naar huis. /Ik ga naar huis, omdat ik ziek ben.
  • Laten we met de auto gaan. Zodat we thuis zijn als de finale begint.
    Juist: Laten we met de auto gaan, zodat we thuis zijn als de finale begint.

Slide 22 - Diapositive

Losstaand zinsgedeelte
Een losstaand zinsgedeelte is een bijzin die los is gezet van de hoofdzin waarbij het hoort:

Slide 23 - Diapositive

Zinnen aan elkaar plakken
Zinnen mogen alleen aan elkaar worden geplakt als er een verbindingswoord is, zoals omdat en maar. Als een verbindingswoord ontbreekt moet er een punt staan na de eerste zin.

Slide 24 - Diapositive

Op de camping deden de jongens elke dag de boodschappen. Waarna de meisjes een eenvoudige doch voedzame maaltijd bereidden.
A
Losstaand zinsgedeelte
B
Zinnen aan elkaar plakken
C
Goede zin

Slide 25 - Quiz

In de zomervakantie wordt Terschelling overspoeld door toeristen, veel jongeren onder hen kamperen op campings als Cnossen en Appelhof.
A
Losstaand zinsgedeelte
B
Zinnen aan elkaar plakken
C
Goede zin

Slide 26 - Quiz

Hij praat heel veel, maar liegt ook vaak.
A
Losstaand zinsgedeelte
B
Zinnen aan elkaar plakken
C
Goede zin

Slide 27 - Quiz

Verdwaling
Een zinsdeel staat op de verkeerde plaats, waardoor de zin een andere betekenis krijgt.

Voorbeelden
  • Iedereen in de klas maakt altijd niet zijn huiswerk
    Juist: Niet iedereen in de klas maakt altijd zijn huiswerk.
  • Bij school zag ik pratende brommers en kinderen.
    Juist: Bij school zag ik brommers en pratende kinderen.

Slide 28 - Diapositive

Dubbele ontkenning
Het herhalen van een ontkennend woord in een zin. Er staan dan dus twee ontkenningen in een zin. 

Voorbeeld:
Ik ontken dat ik daar niet ben geweest. - Met het werkwoord ontkennen zeg je al dat je iets hebt gedaan.

  • Je kunt dit doen om de betekenis van een zin te versterken, maar je ziet dat je dan een andere betekenis aan de zin geeft.

Slide 29 - Diapositive

Dubbele ontkenning
  • Je gebruikt in een zin twee keer een ontkenning

  • Bij wiskunde geldt immers ook: - en - = +
--> Door een dubbele ontkenning wordt de uiting dus positief.

Voorbeelden
  • Wij hebben nooit geen problemen.
  • Ik ben daar nooit niet geweest.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Ik wil met een alcoholslot voorkomen dat hun auto niet start.


A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
dubbele ontkenning

Slide 32 - Quiz

Met deze grote paraplu voorkom je dat je niet nat wordt.


A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
dubbele ontkenning

Slide 33 - Quiz

Mijn broer zal dit jaar over moeten doen tenzij hij niet beter zijn best doet.


A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
dubbele ontkenning

Slide 34 - Quiz

Het is verboden hier geen fietsen te plaatsen.

A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
dubbele ontkenning

Slide 35 - Quiz

Welke van de onderstaande voorbeelden is een dubbele ontkenning?
A
Hij ontkende dat hij dat niet had gedaan.
B
Hij ontkende dat hij dat had gedaan.
C
Hij zei dat hij dat niet had gedaan.
D
Hij zei niet dat hij dat had gedaan.

Slide 36 - Quiz

Welke van de onderstaande zinnen bevat verdwaling?
A
Hij botste met hoge snelheid tegen het hek.
B
Met hoge snelheid botste hij tegen het hek.
C
Hij botste tegen het hek met hoge snelheid.
D
Hij kon fatsoenlijk fietsen.

Slide 37 - Quiz

Welke twee zinnen bevatten een losstaande zin?
A
Je hebt een speciale docent die je mentor is.
B
Je hebt een speciale docent. Die je mentor is.
C
Je hebt een speciale docent. Dat is je mentor.
D
Veel docenten snappen niks van ons. Wat erg jammer is.

Slide 38 - Quiz

Werk voor deze en de volgende les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in stilte en je mag niet praten of overleggen en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in stilte lezen of werken aan een ander vak

Paragraaf 2.5, deel 1 opdracht 1 t/m 9 
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!
Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!

Slide 39 - Diapositive

Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  • kun je een losstaand bijzins herkennen en verbeteren. 
  •  kun je een verdwaling in zinnen herkennen en verbeteren.
  •   kun je een dubbele ontkenning in zinnen herkennen en verbeteren.











Slide 40 - Diapositive

Ik kan een losstaand bijzins herkennen en verbeteren.

😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Sondage

Ik kan een verdwalingen en dubbele ontkenning in zinnen herkennen en verbeteren.
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Sondage

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 43 - Question ouverte

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders zien?

Slide 44 - Question ouverte