Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Vidéo
01:07
Wie is de man met de baard?
A
Meneer Bean
B
De kerstman
C
Sinterklaas
D
De docent
Slide 2 - Quiz
01:36
Welke kleur kerstbal kiest Mr. Bean?
A
De rode kerstbal
B
De groene kerstbal
C
De gouden kerstbal
D
De witte kerstbal
Slide 3 - Quiz
02:17
Wat zoekt Mr. Bean?
A
Hij zoekt een stopcontact.
B
Hij zoekt een oplader.
C
Hij zoekt een lamp.
D
Hij zoekt een aan-uitknop.
Slide 4 - Quiz
03:03
Wat is dat?
A
De kerstboom
B
De kerstlichtjes
C
De kerstslinger
D
De kerststal
Slide 5 - Quiz
07:05
Wat wil de vrouw als kerstcadeau?
A
Ze wil een kerstbal.
B
Ze wil een ketting.
C
Ze wil een ring.
D
Ze wil een muts.
Slide 6 - Quiz
07:57
Wat heeft het jongetje gedaan?
A
Hij heeft veel gewerkt.
B
Hij heeft veel gegeven.
C
Hij heeft veel gestolen.
D
Hij heeft veel gegeten.
Slide 7 - Quiz
11:53
Wat doet Mr. Bean?
A
Hij gooit de kerstboom uit het raam.
B
Hij duwt de kerstboom naar beneden.
C
Hij kijkt uit het raam.
D
Hij gooit de kaart uit het raam.
Slide 8 - Quiz
12:11
Wat doet Mr. Bean?
A
Hij steekt de brievenbus in de kaart.
B
Hij steekt de kaart in de brievenbus.
C
Hij legt de kaart op de tafel.
D
Hij hangt de kaart op.
Slide 9 - Quiz
14:01
Wat doet Mr. Bean?
A
Hij legt de sok op de haard.
B
Hij zet de sok op de stoel.
C
Hij hangt de sok aan de haard.
D
Hij hangt de haard aan de sok.
Slide 10 - Quiz
15:21
Wat doen de kinderen?
A
De kinderen dansen.
B
De kinderen huilen.
C
De kinderen zingen.
D
De kinderen praten.
Slide 11 - Quiz
17:34
Wat krijgt Mr. Bean als cadeau?
A
Hij krijgt een zakdoek.
B
Hij krijgt een onderbroek.
C
Hij krijgt een sok.
D
Hij krijgt niets.
Slide 12 - Quiz
18:43
Wat kookt Mr. Bean?
A
Hij kookt kip.
B
Hij kookt kalkoen.
C
Hij kookt vis .
D
Hij kookt lamsvlees.
Slide 13 - Quiz
23:05
Wat krijgt het meisje als cadeau?
A
Een puzzel
B
Een ring
C
Een horloge
D
Een foto
Slide 14 - Quiz
24:46
Wat gebeurt er op het einde?
A
Het meisje is blij.
B
Hij trouwt met het meisje.
C
Zijn appartement ontploft.
D
Hij krijgt nog een cadeau.
Slide 15 - Quiz
Het is december
Het is koud buiten. Het sneeuwt. Het is fijn in het huis. An doet haar jas uit. Hou de deur maar dicht. Het blijft dan goed warm.
Slide 16 - Diapositive
Schrijf een goede zin. Wat voor weer is het vandaag?
Slide 17 - Question ouverte
Een boom in huis
Koen koopt een kerstboom. De boom is groot en recht. An haalt de doos van de zolder. Zij pakt een ster uit de doos. Zij hangt de ster in de top van de boom. Zoon Tom neemt een bal en nog één ... Wel 20! Koen doet er lichtjes in en een strik … en nog twee … Zo mooi. Wat is de boom mooi!
Slide 18 - Diapositive
Schrijf een goede zin. Hoe ziet jouw kerstboom eruit? Of maak een zin met 'kerstboom'.
Slide 19 - Question ouverte
Een boom in huis
Er zit ook een stal in de doos. Er zit een schaap in en een herder. An neemt de os en de ezel. Koen zoekt Maria en Jozef . Tom pakt het kind uit de doos. Hij legt het in een krib. Waar zijn de 3 koningen? Wat is de boom mooi!
Slide 20 - Diapositive
Schrijf. Welke personen/dieren zie je in de kerststal?
Slide 21 - Question ouverte
Het kerstfeest
Het is 25 december.
An en Koen en Tom zijn trots.
De boom en de stal zijn mooi! Er zijn veel cadeautjes onder de boom. Een cadeautje voor oma, voor opa, voor tante en voor oom. Een cadeautje voor Lies, voor Tom, voor An en voor Koen.
Slide 22 - Diapositive
Schrijf een goede zin. Hoe vier jij Kerstmis? Of maak een zin met 'Kerstmis'.