bloedgroepen

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Specifieke afweer
Elke ziekteverwekker heeft zijn eigen antigenen. Dus voor elke ziekteverwekker moet je een ander antistof maken.

Daarna onthoud je lichaam hoe je deze maakt en kun je die ziekte niet meer krijgen ->natuurlijke immuniteit.

Slide 2 - Diapositive

Lichaamsvreemde antigenen
Op cellen van ons eigen lichaam zitten ook eiwitten (antigenen). Deze kent je lichaam en doet daar niks mee.

Voor alle antigenen die je lichaam niet kent maakt je lichaam antistoffen. Dus voor ziekteverwekkers, maar ook voor antigenen van iemand anders die er anders uitzien dan jouw antigenen.

Slide 3 - Diapositive

Transplantatie
Als je weefsel of een orgaan nodig hebt kun je die het beste van jezelf of een familielid krijgen. 
Een orgaan van een donor kan zorgen voor een afstotingsreactie. Je lichaam maakt dan antistoffen tegen de eiwitten (antigenen) op de cellen van het donorweefsel.

Slide 4 - Diapositive

Auto-immuunziekte

= Een ziekte waarbij iemand antistoffen gaat maken tegen zijn eigen antigenen.

Slide 5 - Diapositive

Bloed

Er bestaan 4 verschillende bloedgroepen:

A, B, AB, O


Ze verschillen omdat ze verschillende antigenen (bij bloed: bloedfactor) aan de buitenkant hebben van hun cellen.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Antistoffen

Voor iemand met bloedgroep A zijn de antigenen van bloedgroep B lichaamsvreemde stoffen. Hier maakt degene met bloedgroep A antistoffen voor.


Er bestaat dus anti-A en anti-B

Slide 8 - Diapositive

Bloedgroepen

bloedgroep A - anti-B

bloedgroep B - anti-A

bloedgroep AB - geen antistoffen

bloedgroep O - anti-A & anti-B


krijg je het vekeerde bloed bij een bloedtransfusie dan klontert het bloed samen, de patiënt kan dan doodgaan.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Maak
2 + 3 + 6

Slide 11 - Diapositive

Resusfactor

naast de bloedfactor (antigenen) kan ook de resusfactor voorkomen op de rode bloedcellen.

Je hebt ze (resuspositief, Rh+), of je hebt ze niet(resusnegatief, Rh-)

Ongeveer 85% van de mensen is resuspositief.

Iemand die resusnegatief is kan geen bloed ontvangen van iemand die resuspositief is.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

resusbaby

Als een resusnegatieve moeder zwanger is van een resuspositief kind kunnen er problemen ontstaan. Het bloed van het kind zou in aanraking kunnen komen met het bloed van de moeder bij de bevalling.

De moeder maakt dan aan antistof tegen resuspositief bloed. Deze antistoffen kan zij doorgeven aan een volgend kind tijdens de zwangerschap.

Slide 14 - Diapositive

Als dat kind ook resuspositief is dan krijgt hij antistoffen binnen tegen zichzelf.

Om dit te voorkomen krijgt de moeder een serum van antistoffen, dan maakt ze deze zelf niet aan en dan zijn die antistoffen na een jaar weer weg. Dan kan ze weer zwanger worden.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Maak
Bs 7:1-7
Klaar?
->Verder met opdrachten van bs 6
->Examenopdrachten maken blz 176-179

Slide 17 - Diapositive