Strux (reizen)

Strux
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
StudievaardighedenMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Strux

Slide 1 - Diapositive

Paspoort
  • Als je buiten Europa reist heb je een paspoort nodig
  • ID-kaart kun je alleen binnen Europa mee reizen
  • Paspoort kun je aan vragen bij de gemeente (kan een paar weken duren) 

Slide 2 - Diapositive

Visum
  • Visum is een papier of stempel in je paspoort met toestemming om een land binnen te komen 
  • Het land waar je naartoe gaat geeft het visum
  • Voor de meeste landen buiten Europa heb je een visum nodig
  • Het land controleert op deze manier wie het land in komt en uitgaat
  • Visum kun je aanvragen via speciale bedrijven, die vind je online
  • Kan soms weken duren

Slide 3 - Diapositive

Heb ik een paspoort nodig om BINNEN Europa te reizen?
A
Ja, als je in Europa reist heb je een paspoort nodig
B
Nee, als je binnen Europa reist heb je geen paspoort nodig

Slide 4 - Quiz

Waarom heb je een visum nodig?
A
Zonder visum kom je sommige landen niet in
B
Met een visum willen landen in de gaten houden wie er het land inkomen en uitgaan
C
Je moet een visum aanvragen als je geen paspoort hebt
D
Je moet een visum aanvragen als je voor het eerst naar een land gaat

Slide 5 - Quiz

Het vliegveld
  • Ander woord voor vliegveld is luchthaven
  • Als je buiten Europa reist moet je 3 uur van tevoren inchecken
  • Door in te checken weet een vliegmaatschappij wie er allemaal mee gaan
  • Inchecken kan meestal een dag van tevoren online
  • Je kunt ook inchecken bij een incheckbalie in de vertrekhal 

Slide 6 - Diapositive

Bagage
  • Je geeft je bagage af bij de incheckbalie
  • Je mag meestal maar 1 koffer per persoon meenemen en hij mag niet te zwaar zijn -> bijbetalen
  • Je naam, paspoort en vluchtgegevens worden gecontroleerd en je krijgt een instapkaart (boardingpass)
  • ->Het nummer van jouw stoel in het vliegtuig en de tijd wanneer je bij de gate moet zijn 

Slide 7 - Diapositive

Ik vlieg om 13.00 u. Hoelaat moet ik inchecken?
A
Precies om 13.00 uur
B
11.00 uur
C
10.00 uur
D
09.00 uur

Slide 8 - Quiz

Waar moet je je bagage afgeven?
A
Die mag je meenemen in het vliegtuig
B
Die moet je zelf naar het kofferruim brengen
C
Die geef je af bij een stewardess
D
Bij de incheckbalie

Slide 9 - Quiz

Wat is een ander woord voor instapkaart?
A
Toegangskaartje
B
Boardingpass
C
Vliegticket

Slide 10 - Quiz

Bagage
  • Na het inchecken wordt je bagage via een lopende band naar een bagagekelder gebracht. Daarna gaat de bagage naar het vliegtuig
  • Handbagage mag je meenemen in het vliegtuig (deze moet passen onder je stoel of in het bagagerek boven je stoel

Slide 11 - Diapositive

Dit mag je niet meenemen
  • Drugs
  • Wapens
  • Beschermde dier- of plantensoorten. Ook spullen die daarvan gemaakt zijn, zoals ivoren sierraden of schoenen van krokodillenleer mogen niet.

Slide 12 - Diapositive

Dit mag niet in je handbagage 
  • Verpakkingen met vloeistof met meer dan 100ml
  • Speelgoedwapens (ook geen echte wapens)
  • Chemische stoffen zoals pepperspray
  • Scherpe voorwerpen zoals messen en losse scheermesjes
  • Knuppels zoals een honkbalknuppel of vechtsportmateriaal 

Slide 13 - Diapositive

Veiligheidscontrole
  • Na het inchecken controleren ze bij de veiligheidscontrole of je spullen bij je hebt die niet in het vliegtuig mogen 
  • Je handbagage wordt gecontroleerd en je moet door een bodyscan
  • Soms word je gefouilleerd

Slide 14 - Diapositive

Mag je schoenen van krokodillenleer meennemen in het vliegtuig?
A
Ja, dat mag!
B
Nee, dat mag niet!

Slide 15 - Quiz

Mag je een verpakking met meer dan 100ml meenemen in je handbagage
A
Nee, dat mag niet!
B
Ja, dat mag wel!

Slide 16 - Quiz

Mag je een speelgoedwapen meenemen in het vliegtuig?
A
Ja, dat mag!
B
Nee, dat mag niet!

Slide 17 - Quiz