Spelling NN Regels H1+2

Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.
A
JA
B
NEE
1 / 23
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.
A
JA
B
NEE

Slide 1 - Quiz

Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt.
A
JA
B
NEE

Slide 2 - Quiz

Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere zin), gebruik je een komma.
A
JA
B
NEE

Slide 3 - Quiz

Je gebruikt een komma tussen twee persoonsvormen.
A
JA
B
NEE

Slide 4 - Quiz

Je gebruikt een komma voor een verbindingswoord.
A
JA
B
NEE

Slide 5 - Quiz

Verbindingswoorden worden ook wel signaalwoorden genoemd.
A
JA
B
NEE

Slide 6 - Quiz

Signaalwoorden of verbindingswoorden zijn maar, nadat, omdat, terwijl, want.
A
JA
B
NEE

Slide 7 - Quiz

Je gebruikt een komma voor een deel van de zin dat geen zelfstandige zin is.
A
JA
B
NEE

Slide 8 - Quiz

Je gebruikt een puntkomma als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen.
A
JA
B
NEE

Slide 9 - Quiz

Je gebruikt een punt als twee zinnen sterk met elkaar samenhangen.
A
JA
B
NEE

Slide 10 - Quiz

Je verbindt de zinnen met een dubbele punt als twee zelfstandig zinnen met elkaar samenhangen en de tweede zin een verklaring of reden vormt bij de eerste zin.
A
JA
B
NEE

Slide 11 - Quiz

Woorden die uit andere talen in het Nederlands zijn terechtgekomen, heten leenwoorden.
A
JA
B
NEE

Slide 12 - Quiz

Een samenstelling van Engelse woorden schrijf in het Nederlands als één woord.
A
JA
B
NEE

Slide 13 - Quiz

latenightshow
A
FOUT
B
GOED

Slide 14 - Quiz

Als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken:
time-out
A
JA
B
NEE

Slide 15 - Quiz

Als de combinatie van een Engels woord wordt gezien als een woordgroep, schrijf je de delen los:
low budget
A
JA
B
NEE

Slide 16 - Quiz

In welk woord zie je de accent aigu?
A
décolleté
B
crèche
C
enquête

Slide 17 - Quiz

In welk woord zie accent grave?
A
décolleté
B
crèche
C
enquête

Slide 18 - Quiz

In welk woord zie accent circonflexe?
A
décolleté
B
crèche
C
enquête

Slide 19 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Woon jij aan de amstellaan?
B
Woon jij aan de Amstellaan?

Slide 20 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Wat is een Westelijke zeestroom nou weer?
B
Wat is een westelijke zeestroom nou weer?

Slide 21 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
noord-brabant
B
Noord-brabant
C
Noord-Brabant
D
noord-Brabant

Slide 22 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot

Slide 23 - Quiz