Lesweek 3.6

• VO 1
• MBO
• Studiejaar 1

Lesweek 3.6

Profiel SBA

Profiel vragen

Welke 2 probleemgebieden zijn benoemd in de leertaak?

1. ADD & PDD NOS
2. ADD & CP
3. ADHD & CP
4. ADHD & ASS

ADHD

Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit

- Aandachtsproblemen; Moeite met concentreren

- Hyperactiviteit en impulsiviteit; Druk zijn en eerst doen dan nadenken

ASS

Autismespectrumstoornis

- Moeilijk contact met anderen

- Beperkte, gefixeerde interesse hebben voor één of enkele voorwerpen/activiteiten

Welke stelling is waar?
1. De oorzaak van ADHD is bekend
2. De oorzaak van ASS is niet bekend

1. Stelling 1 en 2 zijn juist
2. Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist
3. Stelling 1 is juist en stelling 2 onjuist
4. Stelling 1 en 2 zijn onjuist

Oorzaak ADHD

Geen specifieke oorzaak, wel speelt erfelijkheid een rol. Dit wilt zeggen dat de aanleg in de genen zitten, iemand hoeft dit niet te krijgen. De omgeving speelt ook een rol denk hierbij aan alcohol tijdens zwangerschap, vroeggeboorte of opgroeien in stressvolle (thuis)situatie.

Oorzaak ASS

De oorzaak is niet bekend. Wel zijn er risicofactoren, net zoals ADHD is het erfelijk en speelt de omgeving een grote rol. Een zwangerschap op latere leeftijd of een laag geboortegewicht kan bijdragen aan autisme.

Wat is GEEN kenmerk van ADHD op het gebied van aandachtsproblemen?

1. Moeite met aandacht en slordig
2. Is vaak dingen kwijt
3. Beweegt vaak onrustig
4. Lange geestelijke inspanning is moeilijk

Wat is GEEN kernmerk van ADHD op het gebied van hyperactiviteit en impulsiviteit?

1. Vindt het lastig om dingen te organiseren
2. Praat vaak erg veel
3. Moeite met stil zitten
4. Moeite met wachten op de beurt

Didactiek

Waar of niet waar
Motorische doelstellingen zijn kortetermijndoelstellingen?

1. Waar
2. Niet waar

Zet de volgorde van het volgen voor een concreet geformuleerde doelstelling in de juiste volgorde.
1 Minimumprestatie, 2 Bewegingsvorm, 3 Waarneembaar eindgedrag van deelnemer, 4 Voorwaarden of omstandigheden

1. 3 - 1 - 4- 2
2. 3 - 4- 1 - 2
3. 2 - 3 - 1 - 4
4. 2 - 4 - 1- 3

Waar of niet waar
Er kan op 3 manieren gedifferentieerd worden?

1. Waar
2. Niet waar

2 manieren van differentiëren

Organisatorisch differentiëren

Inhoudelijk differentiëren

Waar of niet waar
Inhoudelijk differentiëren is het aanpassen van het aantal spelers?

1. Waar
2. Niet waar

Waar of niet waar
Organisatorisch differentiëren is het aanpassen van materialen?

1. Waar
2. Niet waar

2 manieren van differentiëren

Organisatorisch differentiëren: het aanpassen van de organisatie

Inhoudelijk differentiëren: het aanpassen van de bewegingsvorm