Algemene spelling

LESDOELEN
Je kent de regels van de algemene spelling.
Je kunt deze regels toepassen.
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

LESDOELEN
Je kent de regels van de algemene spelling.
Je kunt deze regels toepassen.

Slide 1 - Diapositive

Algemene spelling - toets
Wat weet je nu van:
  • Directe en indirecte rede?
  • Samenstellingen?
  • Samentrekkingen?
  • Meervoud van zelfstandige naamwoorden?
  • Meervouds-N bij verwijzingen?

Slide 2 - Diapositive

Directe en indirecte rede
Directe rede herhaal je letterlijk wat er is gezegd.
Indirecte rede geef je niet letterlijk weer wat er is gezegd.

Slide 3 - Diapositive

Wat is het verschil tussen directe en indirect rede?

Slide 4 - Question ouverte

Lina vroeg aan Mila of ze een pen voor haar had.
Is dit directe of indirecte rede?

Slide 5 - Question ouverte

Ravi zei: 'Ik houd van voetbal, maar de gebeurtenis tijdens de bekerwedstrijd tussen Ajax-Feyenoord keur ik af.'
Is dit directe of indirecte rede?

Slide 6 - Question ouverte

Samenstelling =
als je twee of meer woorden aan elkaar plakt.
bijv. bad + hand + doek = badhanddoek

*Maak van de volgende woorden de juiste samenstelling.

Slide 7 - Diapositive


zon + bril

Slide 8 - Question ouverte


liefde + verdriet

Slide 9 - Question ouverte

peer + sap
A
peersap
B
perensap
C
peresap
D
peressap

Slide 10 - Quiz

Samentrekking =
als een deel van een samenstelling twee keer achter elkaar voorkomt, kun je het één keer weglaten.
bijv. schoenendoos en -winkel

*Schrijf de volgende woorden op de juiste manier en korter op.

Slide 11 - Diapositive

appelcake en appeltaart

Slide 12 - Question ouverte

weekbladen en maandbladen

Slide 13 - Question ouverte

oude kaas en jonge kaas

Slide 14 - Question ouverte

Meervoud van znw
= meestal schrijf je ze zoals je ze uitspreekt.
Sommige zelfstandige naamwoorden hebben een bijzondere meervoudsvorm.

*Schrijf de volgende meervoudsvormen op de juiste manier.

Slide 15 - Diapositive

roos

Slide 16 - Question ouverte

knie

Slide 17 - Question ouverte

bacterie

Slide 18 - Question ouverte

cavia

Slide 19 - Question ouverte

melk

Slide 20 - Question ouverte

groente
A
groente
B
groenten
C
groentes

Slide 21 - Quiz

Meervouds-N bij verwijzing
Wel een -N:
1) bij verwijzing naar meerdere personen
2) als er geen zelfstandig naamwoord achter staat.

Geen -N:
1) als het niet verwijst naar personen (maar naar dingen/dieren)
2) als er wel een zelfstandig naamwoord achter staat.

Slide 22 - Diapositive

Nout en Jort zijn ... heel aardig.
A
beiden
B
beide

Slide 23 - Quiz

De lessen zijn ... uitgevallen.
A
allen
B
alle

Slide 24 - Quiz

Dylan en Thay zijn de ... met een voldoende.
A
enige
B
enigen

Slide 25 - Quiz

... leerlingen blijven maar praten.
A
sommigen
B
sommige

Slide 26 - Quiz

Einde toets
  1. Het meest nuttige dat ik heb geleerd, is …
  2. Na deze les voel ik me …
  3. Een ding waar ik (nog) niet zeker van ben, is …

Slide 27 - Diapositive