Gym 2 Tekstverbanden

1 / 33
suivant
Slide 1: Vidéo
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Lezen
Tekstverbanden 
en 
signaalwoorden

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
- kun je uitleggen wat een tekstverband is
- kun je vertellen wat een signaalwoord is
- kun je van elk tekstverband een bijbehorend signaalwoord benoemen. 

Slide 3 - Diapositive

Tekstverbanden

zorgen ervoor dat woorden, zinnen en alinea's met elkaar samenhangen

Slide 4 - Diapositive

Signaalwoorden

zorgen ervoor dat jij weet met welk tekstverband je te maken hebt!

Slide 5 - Diapositive

Signaalwoorden geven het verband in een tekst aan tussen ...
A
alinea's
B
woorden
C
woorden en zinnen
D
woorden, zinnen en alinea's

Slide 6 - Quiz

Voorbeeld
Ik ga iedere dag op de fiets naar school.
Het regent.
Ik ga met de trein.


Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld
Ik ga iedere dag op de fiets naar school. Omdat het regent, ga ik met de trein.

Wat geeft het woord 'omdat' aan in deze zin?


Slide 8 - Diapositive

Chronologisch verband
PLOT NOEMT DIT EEN TIJDAANGEVEND VERBAND!
Beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.

Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort
Jaartallen en data kunnen ook een chronologisch verband aangeven. 

Vroeger speelde ik erg graag buiten, nu zit ik liever achter de computer.

Slide 9 - Diapositive

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Vroeger kwam ik altijd te laat in de les.
A
vroeger
B
kwam
C
altijd
D
laat

Slide 10 - Quiz

Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar genoemd. 

Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook, verder, ten slotte, en, niet alleen ... (maar) ook
Liggende streepjes (-) of getallen (1, 2, 3) horen hier ook bij.

De opwarming van de aarde veroorzaakt niet alleen hittegolven, maar ook overstromingen en zware stormen.

Slide 11 - Diapositive

Wat zijn de signaalwoorden in deze zin:
Ik heb veel hobby's. Ten eerste sport ik graag, bovendien speel ik vaak FIFA en ik lees weleens een boek.
A
ten eerste, graag, bovendien
B
graag, bovendien, vaak
C
ten eerste, bovendien, en
D
bovendien, vaak, en

Slide 12 - Quiz

Tegenstellend verband
In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde dingen genoemd. 

Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, desondanks, aan de ene kant ... aan de andere kant


Hoewel de meeste mensen wel kunnen genieten van een warme zomer, vinden de meesten een hittegolf van 40 graden toch iets te warm.

Slide 13 - Diapositive

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Hij houdt erg van gamen, zijn zus daarentegen speelt liever buiten.
A
erg
B
gamen
C
daarentegen
D
liever

Slide 14 - Quiz

Uitleggend/toelichtend verband
In een uitleggend of toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, ter illustratie, dat wil zeggen, met andere woorden

Bij een zeespiegelstijging van 5 meter zou Nederland er heel anders uit komen te zien, zo zou Utrecht een kuststad worden. 

Slide 15 - Diapositive

Wat is het signaalwoord in deze zin:
In de lente bloeien veel bloemen, zoals de narcis, de tulp en de hyacint.
A
in
B
lente
C
veel
D
zoals

Slide 16 - Quiz

Redengevend verband
Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.

Signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, vanwege

Ik wil ook mijn best doen om opwarming van de aarde te voorkomen, daarom heb ik besloten om geen vlees meer te eten.

Slide 17 - Diapositive

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Omdat zij altijd te laat uit bed kwam, heeft haar moeder een nieuwe wekker voor haar gekocht.
A
omdat
B
altijd
C
uit
D
voor

Slide 18 - Quiz

Oorzakelijk verband
Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je geen invloed hebt).

Signaalwoorden: door, doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij, door te

Als gevolg van de temperatuurstijgingen, smelten de gletsjers. 

Slide 19 - Diapositive

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Het waait ontzettend hard, daardoor vallen er veel takken van de bomen.
A
waait
B
ontzettend
C
daardoor
D
veel

Slide 20 - Quiz

Vergelijkend verband
Met een vergelijkend verband maakt de schrijver iets duidelijk door een verschil of een overeenkomst te noemen.

Signaalwoorden: in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals, meer/groter/beter dan, vergeleken met

Vergeleken met 30 jaar geleden, is de gemiddelde temperatuur in Nederland ruim 1 graad hoger.

Slide 21 - Diapositive

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Hij wil later advocaat worden, zoals zijn moeder dat ook is.
A
later
B
zoals
C
moeder
D
dat

Slide 22 - Quiz

Concluderend verband
Bij een concluderend verband trekt de auteur een conclusie uit informatie eerder in de tekst.

Signaalwoorden: dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al, het blijkt dat, dan ook

Korter douchen, vaker de fiets nemen in plaats van de auto, minder vliegen, duurzamer leven, al met al zijn er behoorlijk veel dingen die wij zelf kunnen doen om te voorkomen dat de aarde teveel opwarmt.

Slide 23 - Diapositive

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Hij praatte duidelijk, keek het publiek aan en zijn slides waren overzichtelijk. Al met al gaf hij een prima presentatie.
A
duidelijk
B
overzichtelijk
C
al met al
D
prima

Slide 24 - Quiz

Voorwaardelijk verband
Bij een voorwaardelijk verband wordt er duidelijk gemaakt onder welke voorwaarde(n) iets gebeurt.

Signaalwoorden: als (...dan), indien, tenzij, mits

We kunnen extreme opwarming nog voorkomen, mits we nú maatregelen gaan nemen.

Slide 25 - Diapositive

Wat is het signaalwoord in deze zin:
Wanneer jij aardig tegen mij bent, zal ik dat ook tegen jou zijn.
A
wanneer
B
zijn
C
ook
D
mij

Slide 26 - Quiz

Welk verband staat in de volgende zinnen:
Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op de receptie.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
concluderend verband
D
oorzakelijk verband

Slide 27 - Quiz

Welk verband zie je in de volgende zin:
Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
A
tegenstellend verband
B
chronologisch verband
C
toelichtend verband
D
vergelijkend verband

Slide 28 - Quiz

Welk verband zie je in deze zin:
We willen Pietje Puk graag in onze groep vanwege zijn vriendelijkheid. Ook is hij altijd erg behulpzaam.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
chronologisch verband
D
tegenstellend verband

Slide 29 - Quiz

Welk verband zie je in de volgende zin:
Net als in Amerika, gaan ook in Europa steeds meer mensen naar fastfoodrestaurants.
A
vergelijkend verband
B
oorzakelijk verband
C
opsommend verband
D
redengevend verband

Slide 30 - Quiz

Opdracht
  • Ga naar Signaalwoorden in de Toolbox van Lezen 3.
  • Noteer vijf verschillende signaalwoorden met het bijbehorende verband.
  • Maak vijf zinnen. In elke zin moet een ander signaalwoord én verband zitten.
  • Leg per zin uit om wat voor soort verband het gaat. 

Slide 31 - Diapositive

Voorbeeld
  1. Signaalwoord: daarom
  2. Tekstverband: redengevend
  3. Ik lees heel graag boeken, daarom heb ik een bibliotheekabonnement.
  4.  De reden waarom ik een bibliotheekabonnement heb, is dat ik heel graag boeken lees.

Slide 32 - Diapositive

Meer oefenen?
https://www.cambiumned.nl/theorie/stijl/verbanden/

Slide 33 - Diapositive