Kapitel 4

mannelijke zelfstandige naamwoorden
onzijdige zelfstandige naamwoorden
vrouwelijke zelfstandige naamwoorden
zelfstandige naamwoorden (meervoud)
Filme
Kletterhalle
Konzert
Umzug
Tipps
Ausgang
1 / 28
suivant
Slide 1: Question de remorquage
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

mannelijke zelfstandige naamwoorden
onzijdige zelfstandige naamwoorden
vrouwelijke zelfstandige naamwoorden
zelfstandige naamwoorden (meervoud)
Filme
Kletterhalle
Konzert
Umzug
Tipps
Ausgang

Slide 1 - Question de remorquage

de fietstocht
het idee
het weekend
wandelen
al
helaas
die Idee
das Wochenende
wandern
die Radtour
leider
schon

Slide 2 - Question de remorquage

Messe
umsonst
vielleicht
jedoch
darstellen
echter
beurs
voorstellen
gratis/voor niks
mischien

Slide 3 - Question de remorquage

leuk
A
nice
B
tell
C
fun
D
toll

Slide 4 - Quiz

meestal
A
meestens
B
meestall
C
meistens
D
often

Slide 5 - Quiz

afspreken
A
sich treffen
B
versprechen
C
absprechen
D
treffpunkt

Slide 6 - Quiz

inspannend
A
instrengend
B
anstrengend
C
inspannend
D
anspannend

Slide 7 - Quiz

plaatsvinden
A
stattfinden
B
platzfinden
C
take place
D
stattfound

Slide 8 - Quiz

empfehlen
A
beweren
B
beleven
C
aanbevelen
D
aandringen

Slide 9 - Quiz

außer
A
uiterlijk
B
behalve
C
pauze
D
alles

Slide 10 - Quiz

schließlich
A
sleutel
B
sluiten
C
ten slotte
D
beginnen

Slide 11 - Quiz

versuchen
A
proberen
B
zoeken
C
verzoeken
D
verhuizen

Slide 12 - Quiz

voorzetsels +3
voorzetsels +4
zu
nach
von
mit
bei
seit
aus
durch
ohne
für
entlang
um
bis
gegen

Slide 13 - Question de remorquage

Wat is in deze zin het onderwerp?

Ich gebe meiner Schwester meine Hausaufgaben
A
Ich
B
gebe
C
meiner Schwester
D
meine Hausaufgaben

Slide 14 - Quiz

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?

Ich gebe meiner Schwester meine Hausaufgaben
A
Ich
B
gebe
C
meiner Schwester
D
meine Hausaufgaben

Slide 15 - Quiz

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?

Ich gebe meiner Schwester meine Hausaufgaben
A
Ich
B
gebe
C
meiner Schwester
D
meine Hausaufgaben

Slide 16 - Quiz

Welke woorden horen bij de
der- Gruppe? + vertaling noteren

Slide 17 - Question ouverte

Welke woorden horen bij de
ein/kein- Gruppe? + vertaling noteren

Slide 18 - Question ouverte

der- Gruppe
ein- Gruppe
der, die,das
dies-
jed-
ein-
kein-
mein-
dein-
sein-
ihr-
unser-
euer-
ihr-
Ihr-
solch-
manch-

Slide 19 - Question de remorquage

zijn
uw
mijn
jullie
jouw
haar of hun
een/geen
onze
ein/kein
mein-
dein-
sein-
ihr-
uns-
euer-
Ihr-

Slide 20 - Question de remorquage

m.
v.
o.
mv.
1e
ein
eine
keine
3e
einem
einer
keinen
4e
ein
Ein-Gruppe
keine
einen
ein
eine
einem

Slide 21 - Question de remorquage

sommige(n)
zulke
de/het
deze
elke/ieder/iedereen
der/die/das
dies-
jed-
manch-
solch-

Slide 22 - Question de remorquage

Sie gab (het) _________ Kind das größte Stück (0)

Slide 23 - Question ouverte

Herr Schmidt hat (de) _________ beste Sekretärin! (v)

Slide 24 - Question ouverte

Martin ist mit (de)________ Auto (o) gegen (deze) ________ Baum (m) gefahren.

Slide 25 - Question ouverte

Lisa hat gestern (haar) _________ Deutschbuch verloren

Slide 26 - Question ouverte

Meine Mutter hat heute (geen) _______ Kuchen (m.) gebacken.

Slide 27 - Question ouverte

Fertig?
Dann kannst du lernen: Seite 48 N-D

Slide 28 - Diapositive