Woordenschat

Nieuwe woorden leren
Schrijf de vertaling op de woordenlijst.
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nieuwe woorden leren
Schrijf de vertaling op de woordenlijst.

Slide 1 - Diapositive

lang
  • groot
  • lang duren (tijd)
  • lang > < kort 
  • zin: De man  is 2.05 meter. Dat is lang!
  • zin:  Hij is 20 minuten op de wc. Dat duurt lang!

Slide 2 - Diapositive

lekker
  • is goed
  • smaakt goed
  • is mooi 
  • zin: Ik vind pasta lekker.
  • zin: Het is lekker weer.
  • zin: Welterusten! Lekker slapen.

Slide 3 - Diapositive

de lepel
  • eet je soep mee 
  • ligt naast je bord
  • hoort bij vork en mes
  • de lepel - de lepels
  • zin: Soep eet je met een lepel.

Slide 4 - Diapositive

de maaltijd
  • eet je drie keer per dag 
  • ontbijt - ochtend
  • lunch - middag
  • warm eten - avond
  • de maaltijd - de maaltijden
  • zin: Ik eet de maaltijd in de keuken.

Slide 5 - Diapositive

de man
  • volwassen jongen
  • geen vrouw
  • de man - de mannen
  • zin: De man gaat naar de winkel.
  • zin: De man woont in Den Helder.

Slide 6 - Diapositive

de melk
  • een witte vloeistof die je kunt drinken en die komt uit een koe of geit
  • zin: Ik drink elke avond een glas melk.
  • zin: Melk met chocolade is chocolademelk.

Slide 7 - Diapositive

het mes
  • scherp
  • om mee te snijden
  • om mee te smeren
  • het mes - de messen 
  • zin: Ik smeer boter met een mes.
  • zin: Het mes is heel scherp.

Slide 8 - Diapositive

het menu
  • een lijst met eten in een restaurant
  • je mag kiezen wat je eet
  • het menu - de menu's

  • zin: Er staat pizza op het menu.

Slide 9 - Diapositive

nodig
  • het moet er zijn
  • je kunt niet zonder

  • zin: Ik heb elke dag eten nodig.
  • zin: Hij moet nodig naar de wc. 

Slide 10 - Diapositive

het ontbijt
  • het eten in de ochtend
  • het ontbijtje

  • zin: Ik start de dag met een lekker ontbijt.
  • zin: Mijn ontbijt is gezond. 

Slide 11 - Diapositive

precies
  • juist
  • nauwkeurig

  • zin: Deze plank is precies twee meter lang.
  • zin: Die telefoon kost precies honderd euro.

Slide 12 - Diapositive

de sinaasappel
  • een oranje vrucht
  • de sinaasappel - de sinaasappels

  • zin: In sinaasappels zitten veel vitaminen.

Slide 13 - Diapositive

Gatentekst
Luister naar de tekst en vul de ontbrekende woorden in.

'Weggegooid geld'
Johan werkt bij het Voedingscentrum. Hij vertelt wat je het beste kan eten als je veel sport.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Op de markt

Slide 18 - Diapositive

De markt

Slide 19 - Carte mentale

Wat ga je leren?
1. Ik kan eten kopen op de markt.
2. Ik kan betalen op de markt.

Slide 20 - Diapositive

de markt

Slide 21 - Diapositive

de verkoper

Slide 22 - Diapositive

de klant

Slide 23 - Diapositive

de marktkraam

Slide 24 - Diapositive

het recept

Slide 25 - Diapositive

het ingrediënt - de ingrediënten

Slide 26 - Diapositive

kopen

Slide 27 - Diapositive

het gewicht

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

pinnen

Slide 30 - Diapositive

contant betalen

Slide 31 - Diapositive

de bakker                          de groenteboer                     de supermarkt



de kaaswinkel                                    de slager
Wat koop je waar?

Slide 32 - Diapositive