2ha Formuleren H1 + herhaling Brug (donderdag 3 nov)

WELKOM 2HA

  • Neem plaats volgens de plattegrond.
  • Pak alvast je boek
    (blz. 262) en schrift.
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

WELKOM 2HA

  • Neem plaats volgens de plattegrond.
  • Pak alvast je boek
    (blz. 262) en schrift.

Slide 1 - Diapositive

1. De Brug Formuleren kort herhalen.
2. Uitleg Formuleren H1.
3. Aan de slag met de (schrijf)opdrachten van Formuleren H1.

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 2 - Diapositive

  • Je weet wat een synoniem is.
  • Je weet wat variatie in woordgebruik inhoudt.
  • Je kunt teksten aantrekkelijker maken door te variëren in woordgebruik.
Lesdoelen

Slide 3 - Diapositive

We hebben gisteren de brug Formuleren gemaakt ter voorbereiding op
Formuleren hoofdstuk 1, 2 en 3

Slide 4 - Diapositive

Iets onder woorden brengen 
Iets uitdrukken in woorden

Daar horen in het Nederlands een aantal regeltjes en trucjes bij. Die behandelen we bij het onderdeel Formuleren.
Formuleren 

=

Slide 5 - Diapositive

Verwijzen naar de- of het-woorden
  • Mannelijke en vrouwelijke woorden hebben 'de' als lidwoord. De tafel, de tuin, de lucht etc. Naar 'de-woorden' verwijs je met die en deze. Die tafel, deze tuin, die lucht.

  • Onzijdige woorden hebben 'het' als lidwoord: het huis, het flesje, het water etc. Naar 'het-woorden' verwijs je met dit en dat. Dat huis, dit flesje, dat water.

Slide 6 - Diapositive

Verwijswoorden
  • Om te voorkomen dat je in een tekst een zelfstandig naamwoord steeds herhaalt, gebruik je verwijswoorden. 

Omdat dit gebouw oud is, wordt het gebouw gerestaureerd.
Omdat dit gebouw oud, wordt het gerestaureerd. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Welk leesteken hoort op de lege plek?
Omdat Max en Mila dezelfde dingen leuk vinden ... gaan zij veel met elkaar om.
A
Een punt.
B
Een uitroepteken!
C
Een dubbele punt:
D
Een komma,

Slide 9 - Quiz

Welk verwijswoord hoort op de lege plek?
Er is een wet aangenomen ... de verkoop van drones aan banden legt.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 10 - Quiz

Welk verwijswoord hoort op de lege plek?
De ambulancechauffeur ... ik geholpen ben, is vandaag 50 jaar geworden.
A
waardoor
B
die mij
C
door wie
D
met wie

Slide 11 - Quiz

Welk verwijswoord hoort op de lege plek?
Mijn nieuwe teamgenoten zijn erg goed. Met ... kunnen we wel kampioen worden.
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 12 - Quiz

Welke verwijswoorden horen op de lege plek?
Ik heb ... extra uitleg gegeven, maar dit was de laatste keer dat ik ... hielp.
A
hun, hun
B
hun, hen
C
hen, hun
D
hen, hen

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Opdracht
1
  • Welk woord wordt vaak herhaald in de tekst?
  • Wat voor synoniemen of omschrijvingen passen bij dat woord?

Slide 15 - Diapositive

Opdracht 2: Schrijf een korte tekst (50-100 woorden) over een zelfgekozen onderwerp, bijvoorbeeld je sport, je hobby of je favoriete film.
  • Noteer drie woorden die je gaat gebruiken.
  • Noteer bij elk woord minimaal twee synoniemen.
  • Schrijf de tekst. Verwerk de woorden en synoniemen erin en gebruik drie keer een verwijswoord.
Formuleren H1
Opdracht 2 (blz 33)
timer
10:00
deze korte tekst stuur je naar mij op via Magister berichten

Slide 16 - Diapositive

Opdracht
3
  • Deze tekst bevat weinig woordherhalingen. Hoezo leest deze tekst  niet echt lekker?
  • Schrijf de tekst opnieuw, zodat hij prettiger leesbaar is.
timer
5:00

Slide 17 - Diapositive

  • Je weet wat een synoniem is.
  • Je weet wat variatie in woordgebruik inhoudt.
  • Je kunt teksten aantrekkelijker maken door te variëren in woordgebruik.
Lesdoelen

Slide 18 - Diapositive

Iets onder woorden brengen 
Iets uitdrukken in woorden

Daar horen in het Nederlands een aantal regeltjes en trucjes bij. Die behandelen we bij het onderdeel Formuleren.
Formuleren 

=

Slide 19 - Diapositive