Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Oefenenopdrachten voor examen PM4
T.boertien@ooz.nl
Slide 1 - Diapositive
2p 32 Door het lidmaatschap van de EU kan de werkloosheid in Albanië gaan dalen. --> Leg in twee stappen uit dat door het lidmaatschap van de EU de werkloosheid in Albanië kan gaan dalen.
Slide 2 - Question ouverte
De bakker koopt grondstoffen voor taarten in voor € 4,50. De brutowinstmarge op taarten is 120%. De btw op taarten is 9%. Bereken de consumentenprijs van een taart. Schrijf je berekening op.
Slide 3 - Question ouverte
De boerderij van Tom heeft een tractor aangeschaft voor € 8.500. De leden verwachten dat ze 7 jaar met deze tractor kunnen werken. De restwaarde van de tractor is dan € 2.300. Bereken de afschrijvingskosten per maand voor deze tractor. Schrijf je berekening op.
Slide 4 - Question ouverte
Mika, Kim en Raoul verkopen de vogelhuisjes voor € 10,00 per stuk. Na het project gaan ze door met hun handel. Ze maken er een officieel bedrijf van. Nu moeten ze 21% btw gaan afdragen. Ze blijven de vogelhuisjes voor € 10,00 verkopen. Wat wordt de verkoopprijs exclusief btw?
A
7,90
B
8,26
C
9,10
D
9,20
Slide 5 - Quiz
Vorig jaar was de BBP (bruto binnenlands product) in Nederlands € 750 miljard. De economische groei was 2,1%. Bereken het BBP voor dit jaar.
A
€ 15,74 miljard
B
€ 15,75 miljard
C
€ 765,74 miljard
D
€ 765,75 miljard
Slide 6 - Quiz
De Nederlandse staatsschuld is € 482 miljard. Aan rente over de staatsschuld betaalt de overheid dit jaar € 7,8 miljard. Bereken het rentepercentage waartegen de overheid heeft geleend.
A
1,6%
B
1,7%
C
60,8%
D
61,8%
Slide 7 - Quiz
In de gemeente Hunze steeg de ozb per woning van €308,10 naar €422,30. Met hoeveel procent is de ozb gestegen?
A
27,0%
B
37,1%
C
72,9%
D
73%
Slide 8 - Quiz
Je betaalt belasting en premies over je inkomsten.
Je doet vrijwilligerswerk.
=
Je betaalt geen belasting over je salaris
=
Zwart werk
Grijs werk
Wit werk
Slide 9 - Question de remorquage
2. Welke geldfunctie hoort waarbij?
3. Ruilmiddel
1. Rekenmiddel
2. Spaarmiddel
Slide 10 - Question de remorquage
Bereken de indexcijfer van jaar 2016. Het basisjaar is 2015.
A
103
B
97
C
103,3
D
103%
Slide 11 - Quiz
Messi heeft een vermogen van € 345.000.000,- en ontvangt 1,95% rente per jaar.
Hoeveel rente ontvangt Messi per dag?
A
€ 1.843,15
B
€ 18.431,51
C
€ 184.315,07
D
€ 18.687,50
Slide 12 - Quiz
Sleep naar het goede antwoord
Formele productie
Informele productie
Het maken van vrachtauto's bij Scania.
Zwart werken bij de boer in je buurt.
Op bezoek bij een ouder medemens.
Werken in de supermarkt als vakkenvuller.
Slide 13 - Question de remorquage
De dieselprijs per liter is in een week tijd gestegen van € 1,32 naar € 1,40.
Hoeveel is de dieselprijs gestegen in procenten?
A
5,3%
B
7,8%
C
6,1%
D
8,4%
Slide 14 - Quiz
In een jaar produceert Apple 220.000 smartphones. In de totale markt worden 600.000 smartphones gemaakt. Wat is het marktaandeel van Apple?
Slide 15 - Question ouverte
Soraya en Wilson hebben € 31.600 aan spaargeld en € 24.800 aan beleggingen. het heffingsvrij vermogen is € 25.000 per persoon. Het fictief rendement is 2,6%. De belasting hierover is 30%.
Bereken het bedrag dat Soraya en Wilson in box 3 moeten betalen.
Slide 16 - Question ouverte
Leon heeft 50.000 euro aan vermogen. Voor hem geldt het heffingsvrije vermogen € 25.000. Hoeveel belasting moet Leon betalen in box 3? Reken met een fictief rendement van 2,6%, en een belastingpercentage van 30%
Slide 17 - Question ouverte
Oefenvraag 4: Maak van onderstaande zinnen een economisch juiste tekst door de juiste woorden te kiezen. We spreken van volledige prijscompensatie als de nominale verandering van het (netto) inkomen ... 1 ... de inflatie is. Dat betekent dat de koopkracht van een werknemer ... 2 ... . (Examen 2016 Tijdvak 2, vraag 37)
A
1 = gelijk aan
2 = gelijk blijft
B
1 = hoger dan
2 = stijgt
C
1 = gelijk aan
2 = stijgt
D
1 = hoger dan
2 = gelijk blijft
Slide 18 - Quiz
Oefenvraag 10: Onder welke uitgavenpost van een reparatie van een Cv-ketel? (Examen 2015 Tijdvak 1, vraag 1)
A
dagelijkse uitgaven
B
huishoudelijke uitgaven
C
incidentele uitgaven
D
vaste lasten
Slide 19 - Quiz
Oefenvraag 6: Hoe wordt de winstuitkering genoemd die bestemd is voor de aandeelhouders? (Examen 2022 Tijdvak 1, vraag 3)
Slide 20 - Question ouverte
Oefenvraag 2: Fred, Tim, Mohammed en Karsten zijn een groep vrienden met een gemeenschappelijke wens: ze willen alle vier een nieuwe smartphone. Er is een zeer ruime keuze in merken en modellen op de mobielentelefoonmarkt. Ze kiezen voor het model van Apple: de Iphone 11+. Van welke marktvorm is sprake op de markt van mobiele telefoons? (Examen 2021 Tijdvak 1, vraag 17)
A
Monopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Volkomen concurrentie
Slide 21 - Quiz
Eline uit Kolderveen (Drenthe) heeft een auto nodig om op haar werk te komen. Hoeveel kost dat haar? Ze moet allereerst een auto kopen. Ook moet zij nog de verzekeringspremie en allerlei belastingen, zoals de motorrijtuigenbelasting (MRB), betalen. De volgende belastingen belasten ofwel het bezit ofwel het gebruik van een auto. Schrijf de juiste keuze op.
Slide 22 - Question ouverte
De motorrijtuigenbelasting (MRB) is voor de provincies een belangrijke inkomstenbron. Van welk beginsel is sprake bij de heffing van de MRB?
A
van draagkrachtbeginsel
B
van draagvlakbeginsel
C
van profijtbeginsel
D
van solidariteitsbeginsel
Slide 23 - Quiz
Je gaat op reis naar Zweden je wil graag €500 euro omwisselen €1 = 10,3046 Zweedse kroon
A
5113,65 KR
B
5131.66 KR
C
5152.30 KR
Slide 24 - Quiz
Zwitserland, een land met een hoge exportquote, heeft een open economie. Gebruik informatiebron 2. Bereken de exportquote van Zwitserland. Schrijf je berekening op.
Slide 25 - Question ouverte
Bereken het nationaal inkomen per hoofd van Indonesië. Schrijf je berekening op.