Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs.
Éléments de cette leçon
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond
Slide 1 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Sturen jullie ook altijd verjaardagskaarten?
A
jullie
B
verjaardagskaarten
C
Sturen
D
altijd
Slide 2 - Quiz
Wat is in de onderstaande zin het gezegde?
Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
moest wachten
D
moest lang wachten
Slide 3 - Quiz
Wat is het gezegde in de onderstaande zin?
De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
zal de temperatuur stijgen
D
zal stijgen
Slide 4 - Quiz
Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt
Slide 5 - Quiz
Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen
Slide 6 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Gisteravond hebben mijn zus en ik een appeltaart gemaakt.
A
gisteravond
B
mijn zus en ik
C
gemaakt
D
een appeltaart
Slide 7 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Onder de tafel heeft mijn vader een cadeautje verstopt voor mijn neefje
A
onder de tafel
B
mijn vader
C
een cadeautje
D
voor mijn neefje
Slide 8 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Gisteravond hebben veel mensen in de slaapkamer hun kinderen een leuk verhaal voorgelezen.
A
gisteravond
B
hebben
C
voorgelezen
D
veel mensen
Slide 9 - Quiz
Wat is het gezegde in de volgende zin: Gisteravond hebben veel mensen in de slaapkamer hun kinderen een leuk verhaal voorgelezen.
A
gisteravond
B
hebben
C
voorgelezen
D
hebben voorgelezen
Slide 10 - Quiz
Wat is het onderwerp in de volgende zin: Gisteravond hebben veel alle ouders van Nederland in de slaapkamer hun kinderen een leuk verhaal voorgelezen.
A
alle ouders
B
een leuk verhaal
C
hun kinderen
D
alle ouders van Nederland
Slide 11 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin: Gisteravond hebben veel alle ouders van Nederland in de slaapkamer hun kinderen een leuk verhaal voorgelezen.
A
een verhaal
B
een leuk verhaal
C
hun kinderen
D
alle ouders van Nederland
Slide 12 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in de zin: Gisteravond hebben veel alle ouders van Nederland in de slaapkamer hun kinderen een leuk verhaal voorgelezen.
A
een verhaal
B
een leuk verhaal
C
hun kinderen
D
alle ouders van Nederland
Slide 13 - Quiz
Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling(en) in de zin: Gisteravond hebben alle ouders van Nederland in de slaapkamer hun kinderen een leuk verhaal voorgelezen.
Slide 14 - Question ouverte
Ontleed de onderstaande zin. Wat is de persoonsvorm? In de kringloopwinkel werd de pas beklede stoel binnen een uur verkocht aan de hoogste bieder.
Slide 15 - Question ouverte
Ontleed de onderstaande zin. Wat is het gezegde? In de kringloopwinkel werd de pas beklede stoel binnen een uur verkocht aan de hoogste bieder.
Slide 16 - Question ouverte
Ontleed de onderstaande zin. Wat is het onderwerp? In de kringloopwinkel werd de pas beklede stoel binnen een uur verkocht aan de hoogste bieder.
Slide 17 - Question ouverte
Ontleed de onderstaande zin. Wat is het lijdend voorwerp? In de kringloopwinkel werd de pas beklede stoel binnen een uur verkocht aan de hoogste bieder.
Slide 18 - Question ouverte
Ontleed de onderstaande zin. Wat is het meewerkend voorwerp? In de kringloopwinkel werd de pas beklede stoel binnen een uur verkocht aan de hoogste bieder.
Slide 19 - Question ouverte
Ontleed de onderstaande zin. Wat is/zijn bijwoordelijke bepaling(en)? In de kringloopwinkel werd de pas beklede stoel binnen een uur verkocht aan de hoogste bieder.