Black Friday + 3.3 T3

Deze week is het Black Friday!
Maar wat is Black Friday nou eigenlijk? 
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Deze week is het Black Friday!
Maar wat is Black Friday nou eigenlijk? 

Slide 1 - Diapositive

Wie wacht tot vandaag om iets te kopen/bestellen omdat het dan goedkoper is?
A
Ja, ik.
B
Nee, echt niet.
C
Wat is er dan? Ik snap het niet!

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Vidéo

186 euro na 70% korting?!?! Hoeveel kostte deze blouse orgineel?

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Lotte heeft vanochtend toen ze wakker werd een super goede deal gescoord. Een Bosebox, voor 98 euro . De oude prijs was 224 euro. Hoeveel procent heeft Lotte hiermee bespaard?

Slide 7 - Question ouverte

Sebastiaan koopt een spijkerbroek deze kost € 100. Wanneer is hij voordeliger uit?
A
15% korting
B
Kortingsbon van € 25

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Eva koopt een trui. De trui is in de aanbieding. Wanneer ben je met drie stuks voordeliger uit?
A
45% korting per stuk
B
3 halen 2 betalen

Slide 10 - Quiz

Een fles shampoo kost € 2,20. Carmen denkt ik koop er zes want je krijgt de zesde fles gratis (scoor). Hoeveel geld is ze kwijt als ze twaalf flessen koopt?
A
€ 11,00
B
€ 22,00
C
€ 26,40

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Alif koopt een tv voor € 499 en een digitale camera van € 360. Wanneer ben je voordeliger uit?
A
Een coupon voor 20% korting op het goedkoopste artikel.
B
Op alle artikelen 10% korting.

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Noor, Luna, Mackenzie en Flora hebben een telefoon abonnement. Is dit kopen op afbetaling?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Sven laat Thijs een advertentie zien.
Hoeveel korting krijg je hier?
A
€ 8,24
B
€ 12,74
C
€ 46,71
D
€ 39,95

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Taysser wil een fiets. Mert ziet een aanbieding. Op een fiets van 435 euro krijg je 20% korting. Hoeveel korting is dat?
A
87 euro
B
84 euro
C
100 euro
D
77 euro

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Mirthe een Vespa Sprint kopen. Je krijgt 31% korting. De oude prijs is €1.249,85. Hoeveel € korting krijg je?
A
€31
B
€387,45
C
€862,40
D
€421,99

Slide 22 - Quiz

Flora krijgt korting, de oude prijs was € 30, nu kost de trui € 17,50. Hoeveel procent korting krijg je?
A
41,7%
B
71,4%
C
-41,7%
D
-71,4%

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Diapositive

Seger, Puck en Pleun lenen € 3.000 om vandaag uit te geven. Hij moet vervolgens 24 maanden € 150 per maand betalen.
Hoeveel bedragen de krediet kosten
A
€ 245
B
€ 500
C
€ 450
D
€ 600

Slide 25 - Quiz

Jayda wil graag een nieuwe telefoon kopen. Ze heeft onvoldoende geld. Marieke en Sem hebben deze maand geld tekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.

Van welke twee leenmotieven is hier sprake?
A
tijdelijk geld tekort en onverwachts dringend geld tekort
B
tijdelijk geld tekort en aanschaf duurzaam consumptiegoed
C
onverwachts dringend geld tekort en aanschaf duurzaam consumptiegoed
D
aanschaf consumptiegoed en dringend geld tekort

Slide 26 - Quiz