Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Deze week is het Black Friday!
Even oefenen met schatten
Slide 1 - Diapositive
Sebastiaan koopt een spijkerbroek deze kost € 100. Wanneer is hij voordeliger uit?
A
15% korting
B
Kortingsbon van € 25
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Diapositive
Eva koopt een trui. De trui is in de aanbieding. Wanneer ben je met drie stuks voordeliger uit?
A
45% korting per stuk
B
3 halen 2 betalen
Slide 4 - Quiz
Een fles shampoo kost € 2,20. Carmen denkt ik koop er zes want je krijgt de zesde fles gratis (scoor). Hoeveel geld is ze kwijt als ze twaalf flessen koopt?
A
€ 11,00
B
€ 22,00
C
€ 26,40
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
Alif koopt een tv voor € 499 en een digitale camera van € 360. Wanneer ben je voordeliger uit?
A
Een coupon voor 20% korting op het goedkoopste artikel.
B
Op alle artikelen 10% korting.
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Diapositive
Noor, Luna, Mackenzie en Flora hebben een telefoon abonnement. Is dit kopen op afbetaling?
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Diapositive
Sven laat Thijs een advertentie zien. Hoeveel korting krijg je hier?
A
€ 8,24
B
€ 12,74
C
€ 46,71
D
€ 39,95
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Diapositive
Taysser wil een fiets. Mert ziet een aanbieding. Op een fiets van 435 euro krijg je 20% korting. Hoeveel korting is dat?
A
87 euro
B
84 euro
C
100 euro
D
77 euro
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
Mirthe een Vespa Sprint kopen. Je krijgt 31% korting. De oude prijs is €1.249,85. Hoeveel € korting krijg je?
A
€31
B
€387,45
C
€862,40
D
€421,99
Slide 15 - Quiz
Flora krijgt korting, de oude prijs was € 30, nu kost de trui € 17,50. Hoeveel procent korting krijg je?