Quiz woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

QUIZ woordsoorten

Benoem het woord dat in HOOFDLETTERS staat!

De pen zit IN het etui.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. werkwoord
3. voorzetsel
4. zelfstandig naamwoord

Het GROENE bankje staat op het gras.

1. voorzetsel
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Vanavond ga ik naar DE film.

1. lidwoord
2. voorzetsel
3. werkwoord
4. zelfstandig naamwoord

Het groene bankje staat OP het gras.

1. voorzetsel
2. lidwoord
3. werkwoord
4. zelfstandig naamwoord

HET gele vogeltje vloog door de lucht.

1. voorzetsel
2. lidwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. zelfstandig naamwoord

Hij TEKENT een mooie auto.

1. voorzetsel
2. bijvoeglijk naamwoord
3. werkwoord
4. zelfstandig naamwoord

HET regent al de hele dag.

1. zelfstandig naamwoord
2. voorzetsel
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Het MEISJE fietst naar school.

1. werkwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. lidwoord

Het LIEVE meisje is van de trap gevallen.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. voorzetsel
4. werkwoord

Ik ga met mijn VRIENDEN naar de film.

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Hij is de snelste man ter wereld op SKEELERS.

1. zelfstandig naamwoord
2. werkwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Ik draag een WOLLEN trui.

1. zelfstandig naamwoord
2. werkwoord
3. stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Ik FIETS graag naar de tennisvereniging.

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. voorzetsel
4. werkwoord

Morgen eet ik met mijn broer IN de kantine van de rugbyclub.

1. voorzetsel
2. lidwoord
3. werkwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

De HARDE bank zit niet lekker.

1. lidwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. voorzetsel
4. werkwoord

Mijn vriend HEEFT een blessure.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. voorzetsel
3. zelfstandig naamwoord
4. werkwoord

DE journalist doet verslag van de wedstrijd.

1. voorzetsel
2. werkwoord
3. lidwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Vond je deze quiz MOEILIJK?

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. voorzetsel
4. lidwoord