wk 51 klas 2Q en 2N 2021 2022

Tekstbegrip
  • Je leert hoe je een tekst moet samenvatten 
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Tekstbegrip
  • Je leert hoe je een tekst moet samenvatten 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Tijdens het lezen

Nu je bent voorbereid op het tekstonderwerp, gaan we de tekst intensief lezen. Dit betekent dat je ervoor zorgt dat je de tekst goed begrijpt en moeilijke woorden omcirkelt. 
De betekenis van de moeilijke woorden gaan we straks gezamenlijk achterhalen. 

Slide 4 - Diapositive

Na het lezen

Pak dia 2 voor je en maak een samenvatting bij deze tekst. Volg de stappen in dia 2 nauwkeurig zodat je geen zaken vergeet of te veel opneemt in je samenvatting. 

Slide 5 - Diapositive

Spelling
  • Je weet wanneer je een komma moet gebruiken.
  • Je weet wat de functie is van de komma.
  • Herhaling directe en indirecte rede

Slide 6 - Diapositive

Mirthe vertelde dat ze erg moe was.
A
indirect
B
direct

Slide 7 - Quiz

Jesse zei: 'Wanneer gaan we weer naar opa en oma?'
A
indirect
B
direct

Slide 8 - Quiz

'Wouter', riep Eline, 'ga je mee?'
A
indirect
B
direct

Slide 9 - Quiz

Directe rede (een citaat)
- Zet je tussen aanhalingstekens. 
Soorten zinnen:
  • Daan zei: 'Vandaag heb ik een lange dag op school.'
  • 'Ik moet straks nog boodschappen doen', zei Mariska. 
  • 'Morgen', zei meneer Blom, 'deel ik de toetsen uit.'
>>> Aanhalingstekens dus na de leestekens (.!?), 'behalve' als het citaat wordt onderbroken. 

Slide 10 - Diapositive


Zet de zin in de directe rede:
De oude vrouw vroeg aan Sneeuwwitje of ze een mooie veter wilde kopen.

Slide 11 - Question ouverte

Zet de zin in de indirecte rede:
De prins vroeg: "Wie is dat mooi meisje?"

Slide 12 - Question ouverte

Zet de zin in de directe rede:
De oude vrouw zei lachend dat ze een prachtige rode veter had.

Slide 13 - Question ouverte

Spaar de moordenaar, niet doden!
Spaar de moordenaar niet, doden!

Slide 14 - Diapositive

Komma regel 1 (blok 5 spelling)
In blok 5 spelling worden 5 regels genoemd. Regel 1 wordt hieronder duidelijker uitgelegd.
Regel: plaats een komma tussen werkwoorden die niet bij hetzelfde gezegde horen.

1. Kijk hoeveel persoonsvormen in de zin staan. Meer dan 1 pv? Dan heb je dus met meerdere gezegdes te maken.

Als jij nou je spullen verzameld, pak ik vast de fietsen.
Toen ik had gegeten, voelde ik me meteen fitter. 
Zoals eerder voorspeld (was), regent het vandaag. 

Slide 15 - Diapositive

Oefening maken

2Q en 2R: 
Blz. 243 opdracht 3 maken. 
Blz. 244 opdracht 4 maken (in je boek met potlood)

2N:
Blz. 228 opdracht 3 maken.
Blz. 229 opdracht 4 maken (in je boek met potlood)

Slide 16 - Diapositive