TaalactiefSpelling blok 3, les 1: c die klinkt als s

Spelling
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Spelling

Slide 1 - Diapositive

woorden met een 'c'

Slide 2 - Carte mentale

woorden met 's'

Slide 3 - Carte mentale


Wat leren we vandaag?


We leren woorden met een ~c~ die klinkt als /s/  spellen.

Slide 4 - Diapositive


Even nadenken...



Kun jij een regel verzinnen om te weten of je een woord met een c of met een s moet schrijven? 

Slide 5 - Diapositive

Helaas bestaat er geen regel... 

Woorden die je met een c schrijft die klinkt als een s zijn weetwoorden. 

Je moet deze woorden goed onthouden!

Slide 6 - Diapositive

instructie  C= S  
1.Hij drinkt graag citroensap. Waarom wordt de C als een S uitgesproken ? Omdat er achter de C een I staat.
2. We volgen het bord richting het centrum. Waarom wordt de C als een S uitgesproken ? Omdat er achter de C een E staat. 
3. Je krijgt een cijfer voor je optreden. Waarom wordt de C als een S uitgesproken ? Omdat er achter de C een IJ staat
Dus : C=S voor E en C=S voor I. 

Slide 7 - Diapositive

vervolg instructie
Dus : C=S voor E , C=S voor I en C=S voor IJ



Slide 8 - Diapositive

CVB vragen 
Eerst allemaal nadenken
Hoe worden de volgende woorden uitgesproken ?
componist , circus, cent, club 

Slide 9 - Diapositive

c klinkt als s
centen
camera
citroen
cijfer
dictee

Slide 10 - Question de remorquage




c klinkt als s

Slide 11 - Diapositive

lesdoel navragen schoudermaat
  • Wat is het doel van de les? 
  • Met welke woorden moet je oppassen ?
  • Bedenk samen en schrijf op je wisbordje met je schoudermaatje een woord die klinkt als S maar je schrijft een C

Slide 12 - Diapositive

opdracht "wandeldictee"
 je antwoord blad blijft op tafel.
-loop samen met je duo naar een kaartje dat ergens in de klas of op de gang hangt.
-laat elkaar het kaartje zien en bedenk samen hoe je het moet schrijven.
- loop samen terug naar je tafel en schrijf het woord op, daarna ga je naar het volgende woord. Je schrijft om de beurt.
- wandel zo vaak mogelijk.
timer
5:00

Slide 13 - Diapositive

Goed gedaan! 
Dan nu tijd voor een leuke quiz.... 
Ik ben heel benieuwd hoeveel vragen jullie goed beantwoorden!


Slide 14 - Diapositive

Welk woord is fout geschreven?
A
cirkel
B
cent
C
cip
D
circus

Slide 15 - Quiz

Welk woord is fout geschreven?
A
sinaasappel
B
cimpel
C
lucifer
D
centimeter

Slide 16 - Quiz

Welk woord is fout geschreven?
A
oceaan
B
procent
C
provincie
D
presies

Slide 17 - Quiz

Vul in lu...ifer
A
c
B
s

Slide 18 - Quiz

Vul in ...enctrale
A
c
B
s

Slide 19 - Quiz

Vul in ...ip
A
c
B
s

Slide 20 - Quiz

Vul in ...itroen
A
c
B
s

Slide 21 - Quiz

Vul in ...impel
A
c
B
s

Slide 22 - Quiz

Dat was het! Goed gedaan!
Nu ben ik benieuwd...

Slide 23 - Diapositive

Hoe ging deze les bij jou?
A
Heel erg goed!
B
Prima.
C
Mwah... Niet best.
D
Helemaal niet goed...

Slide 24 - Quiz

Thema 3, week 1, les 2
Ga zelfstandig aan de slag met de */** opdrachten!

Klaar?
Lezen uit je leesboek!

Slide 25 - Diapositive