Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Mavo 4
Nieuw Nederlands 6
Hoofdstuk 3
Woordenschat
Slide 1 - Diapositive
Korte herhaling hoofdstuk 2
Slide 2 - Diapositive
Woordraadstrategieën
Slide 3 - Carte mentale
Wat is de betekenis van: essentieel
A
figuurlijk
B
wezenlijk
C
prestatie
D
enig in zijn soort
Slide 4 - Quiz
Voorvoegsel / achtervoegsel
Voorvoegsels kunnen niet als los woord voorkomen.
Ze worden voor een bestaand woord gezet.
on + diep = ondiep
Achtervoegsels kunnen niet als los woord voorkomen.
Ze worden achter een bestaand woord gezet.
her + openen = heropenen
Slide 5 - Diapositive
Verander de betekenis van het woord 'mens' door er een achtervoegsel bij te plaatsen
Slide 6 - Question ouverte
Verander de betekenis van het woord 'bouwen' door er een voorvoegsel voor te zetten.
Slide 7 - Question ouverte
Wat is de betekenis van: conclusie
A
slotsom
B
enig in zijn soort
C
einde
D
wezenlijk
Slide 8 - Quiz
Hoe schrijf je de afkorting van: in tegenstelling tot
Slide 9 - Question ouverte
door middel van
met andere woorden
in verband met
zo spoedig mogelijk
d.m.v.
m.a.w.
i.v.m.
z.s.m.
door
anders gezegd
vanwege
zo snel
je kunt
Slide 10 - Question de remorquage
Bedenk een synoniem voor: virtueel geld
Slide 11 - Question ouverte
Wat is een synoniem voor: aanvaarden
A
in bezit of in gebruik nemen
B
accepteren
C
accepteren dat je ouder wordt
D
invullen
Slide 12 - Quiz
Geef een voorbeeld: Deze flessen bevatten bijvoorbeeld...
Slide 13 - Question ouverte
Wat betekent: interpreteren
A
opsporen
B
controleren
C
uitleggen
D
opschrijven
Slide 14 - Quiz
Waar kan je een gebrek aan hebben?
Slide 15 - Question ouverte
Je kunt alle regels in een contract vastleggen. Wat betekent vastleggen?
A
opbergen
B
opschrijven
C
uitzoeken
D
vastbinden
Slide 16 - Quiz
Mavo 4
H4 Woordenschat
Slide 17 - Diapositive
Welk woord kan je in de woorden onder de afbeelding invullen?
Slide 18 - Question ouverte
Wat betekenen de onderstreepte woorden?
Geef een synoniem.
Slide 19 - Diapositive
Wat is een synoniem van het onderstreepte woord?
Het is definitief dat onze vakantie niet doorgaat.
A
gewoon
B
zeker
C
diepgaand
D
onnodig
Slide 20 - Quiz
Wat is een synoniem van het onderstreepte woord?
De hoeveelheid water in de fles is nog gering.
A
ruw geschat
B
zeker
C
klein
D
uitputtend
Slide 21 - Quiz
Wat is een synoniem van het onderstreepte woord?
Jouw betoog ziet er gestructureerd uit.
A
ruw geschat
B
goed gemaakt
C
voordelig
D
goed opgebouwd
Slide 22 - Quiz
Wat is een synoniem van het onderstreepte woord?
Er wordt een grondig onderzoek gedaan naar de moord.
A
gewoon
B
onnodig
C
diepgaand
D
belangrijk
Slide 23 - Quiz
Wat is een synoniem van het onderstreepte woord?
Er wordt een grondig onderzoek gedaan naar de moord.
A
gewoon
B
onnodig
C
diepgaand
D
belangrijk
Slide 24 - Quiz
Wat is een synoniem van het onderstreepte woord?
Kan jij globaal aangeven wat de verbouwing kost?
A
ruw geschat
B
goed opgebouwd
C
makkelijk te overzien
D
snel
Slide 25 - Quiz
Welk bijwoord past in de zin?
Bijwoorden zijn woorden die een werkwoord, een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een hele zin of soms een zelfstandig naamwoord nader bepalen. Dat wil zeggen: ze geven daar meer informatie over.
Slide 26 - Diapositive
Vandaag is het .... warm.
A
minimaal
B
tevergeefs
C
betrekkelijk
D
inclusief
Slide 27 - Quiz
betrekkelijk
nogal, tamelijk
Slide 28 - Diapositive
Ik heb het nu niet koud, ik heb .... een trui aan.
A
volkomen
B
betrekkelijk
C
tevergeefs
D
immers
Slide 29 - Quiz
immers
namelijk
Slide 30 - Diapositive
De bus had pech. Mark wachtte daarom ... bij de bushalte.
A
tevergeefs
B
minimaal
C
voornamelijk
D
dikwijls
Slide 31 - Quiz
tevergeefs
zonder resultaat
Slide 32 - Diapositive
minimaal
uitsluitend
volkomen
inclusief
ten minste
alleen
met inbegrip van
helemaal
Slide 33 - Question de remorquage
Maak een correcte zin met het bijwoord 'minimaal'.
Slide 34 - Question ouverte
Slide 35 - Diapositive
Noteer de/het signaalwoord(en) uit alinea 1.
Slide 36 - Question ouverte
Welk verband geven deze signaalwoorden aan?
Slide 37 - Question ouverte
Wat onderzoeken neurowetenschappers?
Slide 38 - Question ouverte
Wat is een opinieblad? Welk gedeelte van het woord ken je?
Slide 39 - Question ouverte
Wat zou een verschil kunnen zijn tussen een krant en een opinieblad?