I Grammar 12 Conditionals

Chapter 4
Lesson 1
Chapter 4 
Going Green 
Grammar: Conditionals
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Chapter 4
Lesson 1
Chapter 4 
Going Green 
Grammar: Conditionals

Slide 1 - Diapositive

Mission: 

You know that...

  • You use conditionals to describe facts, likely situations and unlikely situations.
  • They consist of an if-clause and a main clause
  • The if-clause describes a condition. The main-clause states the result of that condition
Grammar 12: Conditionals 

Slide 2 - Diapositive

  • If I wake up tomorrow - When I wake up tomorrow... What's the difference?
     
  • If en when geven beide aan onder wat voor omstandigheden dingen gebeuren.
     
  • if: gebruik je als je denk dat iets ZOU KUNNEN gebeuren .
  • when: gebruik je als je ZEKER WEET dat iets gaat gebeuren.
     
  • If I go out later, I'll close the door.
  • When we fly to Spain, I will be very nervous. 


Previous lesson: Grammar 11: If and when 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

IF
WHEN
Als je zeker weet dat het gaat gebeuren
Als je niet zeker weet of het gaat gebeuren
op het moment dat
in het geval dat

Slide 5 - Question de remorquage

(if/when) it rains tomorrow, we can't have a picnic.
A
If
B
When

Slide 6 - Quiz

My parents will buy me a car (if/when) I turn eighteen.
A
if
B
when

Slide 7 - Quiz

I'm going to London. I'll phone you (if/when) I get back.
A
if
B
when

Slide 8 - Quiz

I'll help you with that question ...
I'm done with my own homework.
A
if
B
when

Slide 9 - Quiz

We 'll win this tournament
... we win this match.
A
if
B
when

Slide 10 - Quiz

Every morning ...... I wake up, I make myself some coffee.
A
if
B
when

Slide 11 - Quiz

Conditional = een voorwaardelijke zin.

Er zit dus een voorwaarde aan. Je gebruikt hem bij feiten, waarschijnlijke en onwaarschijnlijke situaties. 

Conditionals bestaan uit een if clause (if zin) en een main clause (hoofdzin).
De if clause (de if zin) beschrijft de voorwaarde.
De main clause (hoofdzin) beschrijft het resultaat.
 
If i had money, I would buy a house -> Ik zou een huis kopen ALS ik geld had.
--> Het geld hebben is dus de voorwaarde.
We can drive past McDonalds, if you help me study after
--> Het helpen is de voorwaarde voor het langs de McDonalds rijden. 

Grammar 12: Conditionals

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Which sentece is a zere conditional?
A
If a tree falls, it makes a sound
B
If I run every day, I will get fit
C
If I had a dog, I would be happy

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Vidéo

Which sentence is a first conditional?
A
If it rains, the street become wet
B
If I feed my cat, it will stop meowing
C
If I was you, I would apply for the job
D
Plants grow, if they get enough water

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Vidéo

Which sentence is a second conditional?
A
My parents will arrive on time, if they leave now
B
I would buy this house, if I had the money
C
Ice melts, if it gets to warm
D
If I write this down, I will remember it

Slide 18 - Quiz

o conditional: resultaat is een feit + beide zinnen staan in Present Simple
---> If it rains, the street becomes wet (beide in t.t.)
 
1st conditional: resultaat is voorspelling. Gebruik will + stam
--> If I pay attention, I will remember it (t.t. + will)

2nd conditional: resultaat is bedacht of niet echt. Gebruik would + stam
--> If I had a dog, I would be happy. (v.t. + would)


Grammar 12: Conditionals

Slide 19 - Diapositive

If I had all the money in the world,
I ...... (buy) a tropical island.

Slide 20 - Question ouverte

The summer is hot if there .... (to be) a heatwave.

Slide 21 - Question ouverte

If you study for the test you .... (know) the vocabulary.

Slide 22 - Question ouverte

If you pet the cat, she .... (be) happy.

Slide 23 - Question ouverte

If you had the answers to the test,
you ..... (be) able to get a perfect score.

Slide 24 - Question ouverte

If you leave now, you .... (catch) your train.

Slide 25 - Question ouverte

Homework
Chapter 4 I Writing&Grammar

  • opdr. 53,54,55 (afmaken en/of verbeteren
  • Slimstampen: Grammar 12 (60%)
     
Heb je dit al af?
  • E Writing&Grammar opdr. 28,29,31
  • F Listening opdr. 37,38,40
  • G Reading opdr. 43, 45

Slide 26 - Diapositive