Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Fase 2
Rekenen met producten, geld
Slide 1 - Diapositive
Doelen
- Ik kan bedragen schatten
- Ik weet wat producten ongeveer kosten
- Ik kan betalen met diverse betaalmiddelen
- Ik kan bewust voor een product kiezen en ik let hierbij op prijs, kwaliteit en duurzaamheid
Slide 2 - Diapositive
Doel 1
Ik kan bedragen SCHATTEN.
Slide 3 - Diapositive
Doel 1
Begrippen SCHATTEN
en ONGEVEER
Slide 4 - Diapositive
Je wilt graag 4 pizza's kopen. Iedere pizza kost €4,95. Hoeveel geld heb je ongeveer nodig?
A
€15,00
B
€25,00
C
€20,00
D
€22,50
Slide 5 - Quiz
Doel 1
Ken jij de "tafels" van 1 tot 10 ?
Even samen oefenen.
Slide 6 - Diapositive
Je wil 3 zakken chips kopen. Iedere zak kost €1,99. Hoeveel geld heb je ongeveer nodig?
A
€5,00
B
€6,00
C
€5,50
D
€6,50
Slide 7 - Quiz
Je gaat cadeautjes kopen. De voetbal die je koopt kost €14,99, het boek dat je koopt kost €7,49. Hoeveel geld heb je ongeveer nodig?
A
€25,00
B
€23,00
C
€27,50
D
€17,50
Slide 8 - Quiz
Je moeder heeft 4 pakken schoonmaakdoekjes nodig. Deze kosten €2,95 per stuk. Hoeveel geld heb je ongeveer nodig?
A
€10,00
B
€15,00
C
€11,00
D
€12,00
Slide 9 - Quiz
Doel 2
Ik weet wat producten ongeveer kosten
Slide 10 - Diapositive
Doel 2
Begrippen PRODUCTEN of DIENSTEN
TASTBAAR
Slide 11 - Diapositive
Wat kost een zak met 10 zachte broodjes in de winkel ongeveer?
A
€1,00
B
€2,00
C
€1,50
D
€2,50
Slide 12 - Quiz
Wat kost een internet abonnement voor thuis ongeveer?
A
€10,00
B
€25,00
C
€50,00
D
€75,00
Slide 13 - Quiz
Wat kost een huis in Dokkum ongeveer?
A
€10.000
B
€100.000
C
€230.000
D
€2.000.000
Slide 14 - Quiz
Wat kost een kleine tweedehands auto ongeveer?
A
€500
B
€7.500
C
€15.000
D
€50.000
Slide 15 - Quiz
Doel 3
Ik kan betalen met diverse betaalmiddelen
Slide 16 - Diapositive
Noem 3 verschillende manieren om te betalen in een winkel
Slide 17 - Carte mentale
Je betaalt direct met biljetten of munten. Hoe noem je dit?
A
pincode
B
automatisch betalen
C
contant
D
creditcard
Slide 18 - Quiz
Hiermee kan je betalen in winkels, restaurant en hotels. Je betaalt het geld niet meteen. Hoe noem je dit?
A
acceptgiro
B
contant
C
pinpas
D
creditcard
Slide 19 - Quiz
Hiervoor heb je een pincode nodig het wordt meteen van je rekening gehaald. Hoe noem je dit?
A
creditcard
B
internetbankieren
C
automatisch betalen
D
pinpas
Slide 20 - Quiz
Op deze manier kun je maximaal tot "25"euro betalen zonder pincode? Hoe noem je dit?
A
contactloos betalen
B
creditcard
C
internetbankieren
D
contant
Slide 21 - Quiz
Doel 4
Ik kan bewust voor een product kiezen hierbij let ik op prijs, kwaliteit en duurzaamheid
Slide 22 - Diapositive
Waar let jij op als je een product koopt?
Slide 23 - Carte mentale
Een batterij van het action eigen merk kost € 0.50 en gaat 7 dagen mee. Een batterij van duracell kost € 2.00 maar gaat 7 maanden mee. Welke batterij zou je kopen?
A
Action
B
Duracell
Slide 24 - Quiz
100 Theelichtjes van Kruidvat kosten €1,50 en branden 4uur. 100 Theelichtjes van de Blokker kosten €2,00 en branden 8uur Welke theelichtjes zou je kopen?