Bedragen schatten

         Fase 2                                                        
Bedragen 
 schatten 

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundePraktijkonderwijsLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

         Fase 2                                                        
Bedragen 
 schatten 

Slide 1 - Diapositive

Doelen
- Ik kan bedragen schatten
- Ik weet wat producten ongeveer kosten

Slide 2 - Diapositive

Doel 1
Ik kan bedragen SCHATTEN.


Slide 3 - Diapositive

Doel 1

Begrippen 
SCHATTEN en ONGEVEER

Slide 4 - Diapositive

Je wilt graag 4 pizza's kopen. Iedere pizza kost €4,95. Hoeveel geld heb je ongeveer nodig?
A
€15,00
B
€25,00
C
€20,00
D
€22,50

Slide 5 - Quiz

Je wil 3 zakken chips kopen. Iedere zak kost €1,99. Hoeveel geld heb je ongeveer nodig?
A
€5,00
B
€6,00
C
€5,50
D
€6,50

Slide 6 - Quiz

Je gaat cadeautjes kopen. De voetbal die je koopt kost €14,99, het boek dat je koopt kost €7,49. Hoeveel geld heb je ongeveer nodig?
A
€25,00
B
€23,00
C
€27,50
D
€17,50

Slide 7 - Quiz

Je moeder heeft 4 pakken schoonmaakdoekjes nodig. Deze kosten €2,95 per stuk. Hoeveel geld heb je ongeveer nodig?
A
€10,00
B
€15,00
C
€11,00
D
€12,00

Slide 8 - Quiz

Doel 2
Ik weet wat producten ongeveer kosten

Slide 9 - Diapositive

Wat kost een zak met 10 zachte broodjes in de winkel ongeveer?
A
€1,00
B
€2,00
C
€1,50
D
€2,50

Slide 10 - Quiz

Wat kost een internet abonnement voor thuis ongeveer?
A
€10,00
B
€25,00
C
€50,00
D
€75,00

Slide 11 - Quiz

Wat kost een rijtjeshuis ongeveer?
A
€10.000
B
€100.000
C
€330.000
D
€2.000.000

Slide 12 - Quiz

Wat kost een kleine tweedehands auto ongeveer?
A
€500
B
€7.500
C
€15.000
D
€50.000

Slide 13 - Quiz

werkblad
1.Wat denk je dat de producten kosten? 

2.Zoek je juiste prijs bij het product. 

Slide 14 - Diapositive

Naar de winkel
Wat denken jullie dat dit kost? 
Heb je genoeg aan 5 euro?
Koop de onderstaande producten. 
Was jullie inschatting juist?




1 zak minikrentenbollen
1 pak melk
1 zak appels

Slide 15 - Diapositive

Einde

Slide 16 - Diapositive