Hoofdstuk 3 Oefentoets par.1-2

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Paragraaf 1 Wat moet je kennen en kunnen

Theorie: • Je kunt uitleggen waar gletsjers ontstaan.

• Je kunt uitleggen hoe gletsjerijs ontstaat en beweegt.

• Je kunt aan de hand van een afbeelding de opbouw van een gletsjer beschrijven.

• Je kunt uitleggen hoe een gletsjer sediment meeneemt en ergens anders neerlegt.

• Je kunt de erosie door een gletsjer beschrijven en een U-dal op een afbeelding herkennen.

• Je kunt beschrijven hoe warme en koude perioden zich in de geologische tijd afwisselen.

• Je kunt aan de hand van een afbeelding beschrijven hoe een berglandschap kan veranderen door gletsjers.

• Je kunt beschrijven wat de gevolgen zijn van het smelten van gletsjers in de Alpen.

Begrippen: eeuwige sneeuw, erosie, gletsjer, gletsjerpuin, morene, sediment, sedimentatie, U-dal

Digitaal:

samenvatting

Paragraaf 2 Wat moet je kennen en kunnen

Theorie: • Je kunt de erosie door een rivier beschrijven en een V-dal op een afbeelding herkennen.

• Je kunt beschrijven waar en hoe een rivier materiaal sedimenteert, afhankelijk van de stroomsnelheid van het water.

• Je kunt uitleggen wat een stroomgebied is en op welke manier water in een rivier terechtkomt.

• Je kunt de waterkringloop aan de hand van een afbeelding beschrijven.

• Je kunt het verschil in afvoer tussen een rivier met een groot stroomgebied en een klein stroomgebied uitleggen en in een grafiek herkennen.

• Je kent de algemene regel dat hoe langzamer water stroomt, hoe kleiner het sediment is dat naar beneden zakt.

Paragraaf 2 Wat moet je kennen en kunnen

Theorie: 

• Je kent de algemene regel dat de grens tussen stroomgebieden van rivieren wordt gevormd door de hoogste punten in het landschap.

• Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen de korte en de lange waterkringloop.

Begrippen:

benedenloop, bovenloop, condenseren, gemengde rivier, gletsjerrivier, middenloop, monding, regenrivier, sediment, stroomgebied, V-dal, verdampen, waterkringloop

Vergeet de topografie niet

Gletsjer

poort

Eind

morene

gletsjer

rivier

Zijmorenen

 gletsjer

Welk van de onderstaande begrippen heeft niets te maken met een gletsjer:

1. Eeuwige sneeuw
2. Morenen
3. U-dal
4. V-dal

Wat voor materiaal vervoert een gletsjer:

1. Steen, grind en zand
2. Steen, zand en klei
3. Klei, grind en zand
4. IJs

Hoe heet hetgene wat een gletsjer mee naar beneden vervoert?

1. Moreno
2. Morene
3. Eindmorene
4. Grondmorene

Hoe noemen we de heuvels van steen aan het einde van de gletsjer?

1. Morenen
2. Zij-morenen
3. Grond-morenen
4. Eind-morenen

Bron

Benedenloop

Bovenloop

Monding 

Middenloop

De bovenloop van de Rijn ligt onder andere in............... in ...................

De middenloop van de Rijn ligt in ......................... daar gaat de Rijn al ......................

De benedenloop van de Rijn ligt in ...................... van 

..................... Daar gaat de Rijn  .....................   

Antwoorden: 

Een delta vormen

Zwitserland 

Nederland

Duitsland 

laagland 

meanderen

de Alpen

In welk land ligt de bron van de Rijn?

1. Duitsland
2. Frankrijk
3. Nederland
4. Zwitserland

Uit welk soort water bestaat de bron van de Rijn?

1. grondwater
2. regenwater
3. smeltwater
4. zeewater

Welk woord past het beste bij de benedenloop van een rivier?

1. bron
2. grondwater
3. monding
4. zand

Bij welke plaats ligt de monding van de Rijn?

1. de gemeente waarin een rivier in zee stroomt
2. de plek onder aan een gletsjer waar een rivier begint
3. de plek waar een rivier in zee stroomt
4. het land waar een rivier in zee stroomt

1. Bovenloop
2. Middenloop
3. Benedenloop

1. Bovenloop
2. Middenloop
3. Benedenloop

1. Bovenloop
2. Middenloop
3. Benedenloop

Hoog in de Alpen vindt je vooral....

1. gemengde rivieren
2. regenrivieren
3. gletsjer rivieren
4. smeltwaterrivieren

Een rivier stroomt in de bovenloop...

1. Langzaam
2. Snel

Welke woorden horen bij de bovenloop van een rivier?

1. Sedimentatie
2. Erosie
3. V-dalen

De waterkringloop begint met.......

1. Condenseren
2. Verdampen
3. Infiltratie
4. Erosie

Wat is erosie ook al weer?

1. het neerleggen van meegenomen puin
2. het breken van gesteente onder invloed van het weer
3. het uitschuren van het landschap
4. het neerleggen van grind in de monding van een rivier

Wat is sedimentatie ook al weer?

1. het neerleggen van meegenomen puin
2. het naar beneden schuiven van een ijsmassa
3. het uitschuren van het landschap
4. het meenemen van grind naar de monding van een rivier

Wat zie je hier?

1. Bovenloop
2. Middenloop
3. Benedenloop
4. Delta

Gletsjers zorgen voor ...

1. V-dalen
2. U-dalen

Een V-dal ontstaat bij...

1. insnijding door een rivier
2. Gletsjers
3. Zandbanken
4. Een Delta

Welk van de onderstaande woorden heeft niets te maken met rivieren:

1. Erosie
2. Sedimentatie
3. Gletsjers
4. Morenen

De waterkringloop wordt aangedreven door ...

1. Rivieren
2. Gletsjers
3. Verdamping
4. De zon

Bij de korte waterkringloop stroomt het water via gletsjers en rivieren terug naar zee

1. Juist
2. Onjuist

De waterkringloop begint met.......

1. condenseren
2. verdampen
3. infiltratie
4. erosie

Water dat verandert in kleine druppeltjes is een voorbeeld van: …..

1. smelten
2. condensatie
3. verdamping
4. de waterkringloop

Wat is de juiste volgorde van de waterkringloop?

1. zon-condensatie-neerslag-verdamping
2. Verdamping-zon-neerslag-condensatie
3. Zon-Verdamping-condensatie-neerslag
4. Condensatie-verdamping-zon-neerslag

Dit cijfer denk ik voor de toets te gaan halen:
Vul het op deze manier in 6.5 = 65

0100

Wat was je niet duidelijk en zou je graag meer uitleg over krijgen?