Vendredi le 8 décembre (h2c-s49)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bonjour!

menu du jour

- huiswerk bespreken

-oefenen met grammatica

- leren en oefenen voor de toets

Verbe faire au présent

Vervoeg in de présent (faire, tu)

Vervoeg in de présent (faire, nous)

Vervoeg in de présent (faire, ils)

Vertaal: jullie maken

Vertaal: hij doet

Vertaal: ik maak

Het bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Bijvoorbeeld: die broek is blauw. Blauw is dan een bijvoeglijk naamwoord.

Zet het bijvoeglijke naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek.
(noir) Il a les....................cheveux...............

Zet het bijvoeglijke naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek.
(beau) Elle travaille dans un..................hôpital................

Zet het bijvoeglijke naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek.
(actif) C'est une............. femme................

Zet het bijvoeglijke naamwoord in de juiste vorm en op de juiste plek.
(bon) Il a toujours des..................idées.............

Vertaal:
de nieuwe snoren

Vertaal:
de lange baard

Maintenant & les devoirs 11/12: 

leren en oefenen voor de toets!

 

- 

Tools: Oefenen voor de toets

- studygo, quizlet etc...(woorden)

- verbuga.eu (ww faire en mettre)

- Lesson up (extra uitleg en oefeningen grammatica)

- D toets via de methode (alles)