voorzetsels met 4e naamval met pers.vnw.

Voorzetsels met 4e naamval
Leerdoel:

- Ik kan bepalen na welke voorzetsels de vierde naamval volgt
- Ik kan het persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval toepassen
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Voorzetsels met 4e naamval
Leerdoel:

- Ik kan bepalen na welke voorzetsels de vierde naamval volgt
- Ik kan het persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval toepassen

Slide 1 - Diapositive

Wat is een voorzetsel?

Slide 2 - Question ouverte

Een voorzetsel is een  'kast' of 'feest' woordje.
Het geeft een plaats of tijd aan.

Bijvoorbeeld: tegen de kast, tijdens het feest.

Slide 3 - Diapositive

Voorzetsels 4e naamval
Na de voorzetsels met de 4e naamval veranderen de persoonlijke voornaamwoorden. Zie schema op Seite 69.

Kijk ook goed in het schema hierna, deze mag je bij de toetsen gebruiken.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Hoe vertaal je:
door voor tegen zonder om
(let op! zet er een spatie tussen)

Slide 6 - Question ouverte


Wat zijn de voorzetsels met de 4e naamval?
A
für - aus - mit
B
für - um - ohne
C
durch - neben - für

Slide 7 - Quiz


Wat zijn de voorzetsels met de 4e naamval?
A
durch - um - gegen
B
entlang - bis - hinter
C
entlang - um - auf

Slide 8 - Quiz

Neem het schema van Seite 69 erbij voor de volgende vragen

Slide 9 - Diapositive

Ich habe nichts gegen ...jou...

timer
0:30

Slide 10 - Question ouverte

Für ...(mij)... einen Kaffee, bitte.
timer
0:30

Slide 11 - Question ouverte

Wir feiern nicht ohne ...(jullie)...
timer
0:30

Slide 12 - Question ouverte

Durch ...u... habe ich Deutsch
gelernt, Herrn Prinz.
timer
0:30

Slide 13 - Question ouverte

Liam hat sich in Isa verliebt.
Er kann nicht ohne ...haar... leben.
timer
0:30

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Diapositive

Voorzetsels 4e naamval
Na de voorzetsels met de 4e naamval verandert de vorm alleen bij de mannelijke zelfstandige naamwoorden.

1e naamval mannelijk:  der en ein
4e naamval mannelijk: den en einen

De uitgang in de 4e naamval mannelijk is dus ¨-EN¨
De rest blijft hetzelfde!                                              Zie schema



Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive