Vul de juiste vorm van het werkwoord in, aan de zin kun je zien of het verleden tijd of tegenwoordige tijd moet zijn.
Als zowel de tegenwoordige als de verleden tijd mogelijk is, dan kies je voor tegenwoordige tijd.
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Deel 1: werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord in, aan de zin kun je zien of het verleden tijd of tegenwoordige tijd moet zijn.
Als zowel de tegenwoordige als de verleden tijd mogelijk is, dan kies je voor tegenwoordige tijd.
Slide 1 - Diapositive
De adviescommissie ... (vinden) het geen probleem?
Slide 2 - Question ouverte
Jij ... (bevinden) je in een lastig parket.
Slide 3 - Question ouverte
Hij ... (vertellen) het hele verhaal gisteren zonder enige emotie.
Slide 4 - Question ouverte
Toen hij dat deed, ... (vermelden) hij allerlei vervelende details.
Slide 5 - Question ouverte
Tot onze schrik ... (branden) het huis toen volledig af.
Slide 6 - Question ouverte
... (vinden) Barry dat een goed idee?
Slide 7 - Question ouverte
Ineke ... (beantwoorden) haar binnengekomen mails meestal direct.
Slide 8 - Question ouverte
Toen hij die kip ... (slachten), werd niet iedereen daar vrolijk van.
Slide 9 - Question ouverte
Die zorginstelling ... (organiseren) een voorlichtingsdag.
Slide 10 - Question ouverte
Ik verwacht dat hij alles heel goed ... (verzorgen).
Slide 11 - Question ouverte
De pastoors ... (luiden) de klokken gisteren al heel vroeg.
Slide 12 - Question ouverte
Wij ... (bereiden) ons de vorige keer niet zo goed voor.
Slide 13 - Question ouverte
Ik vraag me af of hij het probleem wel ... (onderkennen).
Slide 14 - Question ouverte
Zij ziet heel goed wat er allemaal ... (gebeuren).
Slide 15 - Question ouverte
Het ... (kosten) mij vorige week gelukkig weinig moeite.
Slide 16 - Question ouverte
Laat je docent weten of je nog vragen hebt.
Slide 17 - Question ouverte
Deel 2: de tussen-n
Eerst lees je de dia's met uitleg, dan kun je een video bekijken. Daarna volgt de opdracht.
Neem elk woord met ontbrekende letters over en vul daarbij de juiste letters in: alleen een -e of -en.
Slide 18 - Diapositive
Uitleg tussen-n: boekenkast en huilebalk
Hoofdregel: schrijf -en als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat in het meervoud altijd op -en eindigt. Boek, boeken -> boekenkast.
Op de volgende dia zie je acht voorbeelden/regels waarin dit niet geldt en je dus alleen een -e schrijft.
Slide 19 - Diapositive
Schrijf alleen een -e in deze gevallen:
Het eerste deel is een zelfstandig naamwoord dat (ook) een meervoud op -s heeft. Asperge, asperges -> aspergesoep. Groente, groenten, groentes -> groentensoep.
Het eerste deel is een bijvoeglijk naamwoord. Rodekool, armelui, platteland.
Het eerste deel is een werkwoord. Brekebeen, huilebalk, spinnewiel.
Het eerste deel verwijst naar een persoon of zaak die enig is in zijn soort. Zonnestraal.
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis ('erg') en de gehele samenstelling is een bijvoeglijk naamwoord. Reuzeleuk, beregoed, boordevol.
Een van de delen is niet meer herkenbaar als een los woord, het is een versteende samenstelling. Bolleboos, elleboog, papegaai, apegapen, duimelot, ruggespraak.
Het eerste deel heeft geen meervoud. Tarwemeel, rijstepap, komijnekaas.
Bij een afleiding, waar het tweede deel geen los woord is. Grenzeloos, hopelijk, vlekkeloos.
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Vidéo
de geboort_golf
Slide 22 - Question ouverte
het hond_hok
Slide 23 - Question ouverte
het was reuz_leuk
Slide 24 - Question ouverte
even rugg_spraak houden
Slide 25 - Question ouverte
er hulp_loos bij liggen
Slide 26 - Question ouverte
boord_vol ideeën zitten
Slide 27 - Question ouverte
naar de zonn_bank gaan
Slide 28 - Question ouverte
het achter de ell_bogen hebben
Slide 29 - Question ouverte
het gedacht_goed overnemen
Slide 30 - Question ouverte
geen rugg_graat hebben
Slide 31 - Question ouverte
Wat heb je nu geoefend?
woorden met of zonder tussen-n
Dit zijn woorden waarbij je regels toepast. Je moet de regels van de tussen-n met de uitzonderingen dus goed begrijpen.
Als dit nog niet zo goed ging, is het nodig de uitleg en oefeningen nog eens te herhalen. (Zie laatste vraag.)
Slide 32 - Diapositive
Wil je meer oefenen met de tussen-n? Heb je nog vragen?