Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Vak: Engels
Hoofdstuk: 2
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting
Slide 1 - Diapositive
1. Lesopening
Take your English book, don't open it!
Slide 2 - Diapositive
2. Leergebiedoverstijgende doelen
Zelfstandig leren
- Werkt in de gestelde tijd zelfstandig aan opdrachten op zijn planner (bord, agenda) en houdt zelf de tijd in de gaten om het af te krijgen.
Reflecteren
- Kijkt zijn eigen werk na en corrigeert waar nodig.
Slide 3 - Diapositive
Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie.
Niet van toepassing
- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag.
De hele klas
- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten.
Niet van toepassing
Slide 4 - Diapositive
3. Lesdoel
Na deze les kun je:
- communicatie gebruiken voor verschillende doelen
- een formulier invullen
- (korte) aantekeningen maken voor jezelf
Slide 5 - Diapositive
Verdiept arrangement:
Namen lln.
Huiswerk noteren + maken:
Les: 2
blz.: 68 t/m 71
opdr.: 17 t/m 22
Slide 6 - Diapositive
Mini-check
Quiz mee
Slide 7 - Diapositive
Wanneer is de cursus?
Oké, je hebt me overtuigd!
Dat klinkt niet verkeerd.
Wanneer is de cursus?
It doesn't sound that bad.
OK, you've convinced me!
Slide 8 - Question de remorquage
Present Perfect:
Wat is de regel van de present perfect?
A
ww+ ed
B
shit = ww+s
C
vorm van to be + ww+ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)
Slide 9 - Quiz
Present perfect Wanneer gebruik je de Present perfect?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is / connectie met nu.
Slide 10 - Quiz
Wie maakt wat?
3 vragen goed? Zelfstandig aan de slag:
les: 2, blz.: 68 t/m 71, opdr.: 17 t/m 22
De rest doet mee met de instructie
Slide 11 - Diapositive
4. Instructie
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Lees en maak les: 2, blz.: 68 t/m 71, opdr.: 17 t/m 22
Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
namen lln... kom aan de instructietafel zitten.
Slide 15 - Diapositive
6. Zelfstandig werken
Je leest en maakt zelfstandig, in stilte:
V: les: 2, blz.: 68 t/m 71, opdr.: 17 t/m 22 --> Niet van toepassing
B: les: 2, blz.: 68 t/m 71, opdr.: 17 t/m 22 --> De hele klas
I: les: 2, blz.: 68 t/m 71, opdr.: 17 t/m 22 --> Niet van toepassing
Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig.
2. Huiswerk ander vak afmaken.
3. Leren toets/ lezen / woordzoeker.
timer
30:00
Slide 16 - Diapositive
7. Evaluatie
Zelfstandig leren
- Werkt in de gestelde tijd zelfstandig aan opdrachten op zijn planner (bord, agenda) en houdt zelf de tijd in de gaten om het af te krijgen.
Reflecteren
- Kijkt zijn eigen werk na en corrigeert waar nodig.
Slide 17 - Diapositive
De vorige les - Past simple
De vorige les hebben we het gehad over de past simple.
De volgende quiz vragen gaan over de past simple en de present perfect.
Quiz mee!
Slide 18 - Diapositive
Past simple Wanneer gebruik je de past simple.
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.
Slide 19 - Quiz
past simple vs. present perfect
Je gebruikt de wanneer er een tijdsaanduiding in de zin staat.
Je gebruikt de als de tijd niet belangrijk of onduidelijk is.
Je gebruikt de als er 'ago' in de zin staat.
Je gebruikt de als iets in het verleden is begonnen en nu nog steeds zo is.