Vragend en aanwijzend voornaamwoord

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 8

Redekundig ontleden

        Vragend voornaamwoord

Lesdoel

Aan het einde van de les:

- Weet je wat een vragend voornaamwoord is.

- Kun je in een zin het vragend voornaamwoord benoemen.

     

Voorkennis
Noem 2 aanwijzende voornaamwoorden.

Er zijn vijf vragende voornaamwoorden (vrg.vnw): 

wie, wat, welk, welke, wat voor

Vragende voornaamwoorden gaan over:

- mensen

- dieren

- planten

- dingen

- iets wat gaat gebeuren of gebeurt is

Wat heb je gedaan?                             -->                   Iets wat gebeurt is

Wie loopt daar op de brug?                  -->                  Een persoon

Welk dier staat daar in de wei?            -->                   Een dier

Wat voor auto hebben jullie?               -->                    Een ding

Een vrg.vnw staat meestal aan het begin van een vraag.

Voorbeeld: 

- Wat ga je na de basisschool doen?

- Wie heeft de wedstrijd gewonnen?

- Welke fiets bedoel je?

- Welk meisje bedoel je?

- Wat voor vakantie zou je willen houden?

Wie heeft dat mooie verhaal geschreven? 

Het vragend voornaamwoord is:

1. Wie
2. dat
3. mooie
4. heeft

Wat voor een vakantie hebben jullie gehad? 

Het vragend voornaamwoord is:

1. hebben
2. Wat
3. Wat voor
4. voor

Benoem het vragend voornaamwoord.

Wie is er in een schrikkeljaar geboren? 

Benoem het vragend voornaamwoord.

Ik weet niet wat we vandaag gaan eten. 

Benoem het vragend voornaamwoord.

Wie kan een leuk verhaal vertellen? 

Benoem het vragend voornaamwoord.

Weet je welke prijs we gewonnen hebben? 

Benoem het vragend voornaamwoord.

Wat voor soort huis hebben jullie? 

Aan de slag!

Lesdoel

Aan het einde van de les:

- Weet je wat een vragend voornaamwoord is.

- Kun je in een zin het vragend voornaamwoord benoemen.