Vragend en aanwijzend voornaamwoord

Redekundig ontleden
Woordsoorten: 
vragend voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Redekundig ontleden
Woordsoorten: 
vragend voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

Grammatica woordsoorten

- Je weet wat een vragend voornaamwoord  is

- Je weet wat een aanwijzend voornaamwoord is

- Je kunt in een zin de vragende en aanwijzende voornaamwoorden 
    benoemen
     

Slide 2 - Diapositive

Noem 2 vragende voornaamwoorden.

Slide 3 - Carte mentale

Noem 2 aanwijzende voornaamwoorden.

Slide 4 - Carte mentale


Wie heeft dat mooie verhaal geschreven? 
Het vragend voornaamwoord is:
A
Wie
B
dat
C
mooie

Slide 5 - Quiz


Wie heeft dat mooie verhaal geschreven? 
Het aanwijzend voornaamwoord is:
A
Wie
B
dat
C
mooie

Slide 6 - Quiz

Er zijn vier vragende voornaamwoorden (vrag.vnw): 
wie, wat, welk(e), wat voor (een).

Een vrag.vnw staat meestal aan het begin van een vraag.
Voorbeeld: Welke spieren train je met hardlopen?

Wanneer een vrag.vnw midden in een zin staat, kun je er een vraag van maken waarin het vragend voornaamwoord vooraan komt te staan.
Voorbeeld: 
Weet jij wie er morgen op je verjaardag komen?
Wie komen er vanavond op je verjaardag, weet jij dat? 
Wie = vragend voornaamwoord

Slide 7 - Diapositive


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wie is er in een schrikkeljaar geboren? 

Slide 8 - Question ouverte


Benoem het vragend voornaamwoord.

Ik weet niet wat we vandaag gaan eten. 

Slide 9 - Question ouverte


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wanneer kun je het beste beginnen met leren? 

Slide 10 - Question ouverte


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wat voor een hond past bij jou? 

Slide 11 - Question ouverte


Benoem het vragend voornaamwoord.

Weet je welke prijs we gewonnen hebben? 

Slide 12 - Question ouverte

Aanwijzende voornaamwoorden zijn o.a. die, dit, dat, deze. zulke, zo'n en dergelijke. 

Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord (zn) staan. Het verwijst naar het zn en maakt het zn specifieker. 

1) Mag ik een pen van jou? (een = lw)
2) Mag ik deze pen van jou? (deze = aanw. vnw)

In zin 1) wordt een willekeurige pen bedoeld en zin 2) een specifieke pen. 

Slide 13 - Diapositive


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Deze vraag vind ik helemaal niet moeilijk. 

Slide 14 - Question ouverte


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Ik heb dit onderdeel altijd al makkelijk gevonden. 

Slide 15 - Question ouverte


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Dergelijke vragen mogen ze me gerust stellen.  

Slide 16 - Question ouverte


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Aanwijzend voornaamwoord vind ik zo'n gemakkelijke woordsoort.  

Slide 17 - Question ouverte

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Van
wie
is 
die
mooie
sjaal? 

Slide 18 - Question de remorquage

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Wat
heb
je
met
deze
boeken 
gedaan?

Slide 19 - Question de remorquage

Slide 20 - Lien

Slide 21 - Lien

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 22 - Question ouverte

Waar wil je nog uitleg over?

Slide 23 - Question ouverte

Extra oefenen!
Op de volgende slide vind je een oefening met daarin alle voornaamwoorden die we tot nu toe gehad hebben:
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord
- vragend voornaamwoord
- aanwijzend voornaamwoord 
Of in Snappet doel 93 en 50!

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Lien