V2 - fictie

V2
Fictie
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

V2
Fictie

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

H7
spanning


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen spanning en sensatie?

Slide 3 - Question ouverte

Bij spanning gaat het om willen weten hoe het verdergaat en bij sensatie gaat het om opwinding, actie, spektakel.
'De seconden verstreken langzamer, het was overal stil en de parachute zweefde door de rook omlaag naar de zilverkleurige zee. Wat was dat? Snel hield ik de telescoop weer voor mijn oog. In het ondiepe water vlak bij het zuidstrand zag ik een roeiboot, en twee riemen die op en neer gingen, zodat het donkere water rimpelde. Iemand anders moest het luchtgevecht ook hebben gezien. Iemand anders moest de bommenwerper ook hebben zien neergaan en die parachute als een geest omlaag hebben zien zweven. En wie het ook was, hij was blijkbaar van plan de Luftwaffe-piloot te redden.'

Fragment uit 'Ons kasteel aan zee' van Lucy Strange
A
Spanning én sensatie
B
Intellectuele spanning
C
Sensatie
D
Emotionele spanning

Slide 4 - Quiz

We gaan oefenen met een paar tekstfragmenten.

Antwoord: intellectuele spanning.

In dit fragment beleven we alles door de ogen van de hoofdpersoon. We weten net zoveel als zij. Ze is een mysterie aan het oplossen over verraders in het dorp. En in dit fragment ontdekt ze nieuwe informatie die ze als een puzzelstukje aan haar onderzoek kan toevoegen. En de lezer puzzelt met haar mee. 
H8

vertelperspectief

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de vertelperspectieven naar de juiste tekst.
Mark ziet tot zijn schrik zijn vrienden lopen. Met hevig kloppend hart verbergt hij zich achter een dikke boom in het park. 
Daar lopen mijn vrienden! Ik schrik me dood en verstop me zo snel mogelijk achter een dikke boom. Mijn hart klopt als een bezetene.
Mark ziet tot zijn schrik zijn vrienden lopen. Met hevig kloppend hart verbergt hij zich achter een dikke boom in het park. Hij was al door hen gezien, maar dat wist hij toen nog niet.
de ik-verteller
de auctoriale verteller
de personale  verteller

Slide 6 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is een auctoriaal perspectief?
A
Het verhaal wordt verteld vanuit de hoofdpersoon.
B
Het verhaal wordt verteld vanuit iemand buiten het verhaal.
C
Dat is synoniem voor het ik-perspectief.
D
Dat is synoniem voor het personale perspectief.

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

H22
spanning
tijd

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is chronologie?
A
Gebeurtenissen in normale volgorde van tijd.
B
Gebeurtenissen in volgorde van plaats.
C
Gebeurtenissen in volgorde van belangrijkheid.
D
Gebeurtenissen in wisselende volgorde van tijd.

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen
verteltijd en vertelde tijd?

Slide 10 - Question ouverte

De verteltijd is de lengte van het verhaal: het aantal woorden, zinnen bladzijden.
De vertelde tijd is hoeveel tijd er verloopt tussen het begin en het einde van het verhaal: uren, dagen, weken, maanden, jaren.
De deurbel, twee keer, kort na elkaar: eerst kort en aarzelend, dan lang en nadrukkelijk. Het eerst belletje klonk alsof een vinger geen houvast op de knop had kunnen vinden.
A
versnelling
B
vertraging

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Hoe noem je het als er in het boek wordt teruggeblikt op gebeurtenissen uit het verleden?
A
Flashforwards
B
Flashbacks
C
Flashlights
D
Flashmobs

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

H23
spanning
ruimte

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is hier GEEN voorbeeld van ruimte in een verhaal?
A
de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt
B
voorwerpen, geluiden en culturen
C
tijdperk, weer en seizoenen
D
gedachten, gevoelens en uiterlijke kenmerken

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Beschrijf in je eigen woorden de ruimte uit het fragment hiernaast.
De wind ruiste door de bladeren. Ik bukte voor zwiepende takken terwijl ik me een weg baande door de begroeiing. Ik zag geen hand voor ogen en de snijdende kou en striemende regen maakte het nog erger. Ik snakte naar de bewoonde wereld. Naar warmte, rust en veiligheid. Kwam er dan nooit een einde aan deze tocht? Waar was ik en, nog belangrijker: waar was Isis?

Slide 15 - Question ouverte

De ik-persoon is in een donker, dicht begroeid bos. (Ik zag geen hand voor ogen - terwijl ik me een weg baande door de begroeiing) De takken van de bomen bewegen wild (zwiepende takken). Het is heel slecht weer: het waait en regent hard (de wind ruiste door de bladeren - striemende regen) en het is koud (snijdende kou). De hoofdpersoon is alleen. Hij hoort de wind en regen.
H37
spanning
plot

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is de plot van een verhaal?

Slide 17 - Question ouverte

Hoe het verhaal in elkaar zit met alles wat er gebeurt, alle ontwikkelingen en veranderingen van het begin tot en met de afloop.
De schrijver kan de spanning op verschillende manieren vasthouden. Welke hoort er NIET bij?
A
springen tussen verhaallijnen
B
cliffhanger
C
het verhaal versnellen
D
plotwendingen

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is een cliffhanger?
A
Wanneer een verhaal op een spannend moment plotseling stopt.
B
De belangrijkste gebeurtenis in een verhaal.
C
Een grote ruzie tussen twee belangrijke personages.
D
Een verhaal dat continu heel veel spanning heeft.

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

H38
motieven

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is een motief?
A
een terugkerend element in een verhaal
B
de kortst mogelijke samenvatting van een verhaal
C
een patroon op een kledingstuk
D
de reden waarom de hoofdpersoon iets doet

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Welk motief hoort er niet bij?
A
Abstract motief
B
Leidmotief
C
Klassiek motief
D
Fictief motief

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

kunnen lijken op gevoelens
klein thema
abstract motief
klassiek motief
leidmotief
concreet voorwerp
vaak ontleend aan Bijbelse verhalen, mythen en sagen

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions


Welke zin is op jou
van toepassing?
A
Ik beheers de theorie goed, moet alles alleen even herhalen.
B
Ik beheers de theorie niet goed en moet goed leren.
C
Ik beheers de theorie redelijk, maar moet nog wel leren.
D
Ik ben geschrokken van het resultaat en moet hard aan de slag.

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions