Formuleren en Stijl - paragraaf 1 en 2

Welkom in de Nederlandse les
Wat hebben we vorige week gedaan?
Heb je je resultaat gezien?
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom in de Nederlandse les
Wat hebben we vorige week gedaan?
Heb je je resultaat gezien?

Slide 1 - Diapositive

Formuleren en Stijl 2 gaat over:
Het voorkomen van fouten,

(Ze komen allemaal voorbij in de schrijfopdrachten, helaas)

Slide 2 - Diapositive

Formuleren en Stijl 2.1
Incongruentie
doordat de persoonsvorm in EV staat 
en het onderwerp in MV
Of andersom.

Slide 3 - Diapositive

Goed of fout: 'Toen ze op survivaltocht gingen, raakten een groep studenten de weg kwijt.'
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quiz

De brandweer
A
Meervoud
B
Enkelvoud

Slide 5 - Quiz

De musea
A
Meervoud
B
Enkelvoud

Slide 6 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin: Wat valt daar nu van te zeggen.
A
Wat
B
Valt
C
Daar
D
Te zeggen

Slide 7 - Quiz

De mogelijke data voor het weekendje weg is in een datumprikker gezet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

De media besteedden veel aandacht aan die affaire.
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

Doen in 10 minuten
  1. Uitleg/theorie lezen
  2. Opdrachten 1 en 2 maken 

Slide 10 - Diapositive

Goed of fout: 'Omdat het aantal coronabesmettingen niet zijn gedaald, blijven de maatregelen gehandhaafd.'
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

Een normale zin of  'inversie?'
Veel zinnen beginnen met een onderwerp en meteen daarna een persoonsvorm, zoals in:
'Ik ga komend weekend naar mijn tante in Amsterdam.'
Bij inversie is er een andere zinsbouw:
' Zaterdag ga ik naar mijn tante in Amsterdam.' 

Slide 12 - Diapositive

Is er in de volgende zin sprake van inversie?
'Morgen ga ik mijn toets leren.'
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

Bij samengestelde zinnen kan je fouten maken met inversie:


'Ik ga op vrijdag klussen en naar mijn tante zaterdag,'
is een foute zin.
'Ik ga op vrijdag klussen en op zaterdag naar mijn tante.' is goed. 'Ik ga op vrijdag klussen en zaterdag ga ik naar mijn tante,' ook.


Slide 14 - Diapositive

'We gaan straks naar de Efteling en komen we laat thuis.' Goed of fout?
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quiz

Maak
Opdracht 1 van 2.2 zinsbouw
(in 5 minuten) 

Slide 16 - Diapositive

Samentrekking


In een samengestelde zin mag je woorden weglaten
Bijv,: De jas is mooi en groot genoeg. (In plaats van; 'De jas is mooi en de jas is groot genoeg.' 

Slide 17 - Diapositive

Dit mag alleen als:
1.   De woorden allebei of enkelvoud of meervoud zijn  
De zin 'Je sleutels liggen hier maar je mobiel daar,' is niet goed omdat het in het eerste zinsdeel liggen en in het tweede zinsdeel ligt moet zijn. 

Slide 18 - Diapositive

Een samentrekking kan ook:
2. Als de woorden allebei dezelfde functie in de zin hebben. In de zin 'Deze tas is afgeprijsd en heb ik daarom meteen gekocht'  is de tas eerst onderwerp en daarna lijdend voorwerp, en dan mag het niet. 'Deze tas is afgeprijsd en daarom heb ik hem meteen kocht' kan wel.

Slide 19 - Diapositive

Ook moeten:
3. De woorden precies hetzelfde betekenen.
'Eerst zetten we de bar neer en dan de partytenten op.' 
Er is hier een sprake van een samentrekking omdat het woordje 'zetten' in de bijzin is weggelaten. Maar omdat 'neerzetten' en 'opzetten' niet hetzelfde betekent is de zin fout en moet je het woord 'zetten' toch  herhalen. 

Slide 20 - Diapositive

Maak opdrachten
2 en 3 van 
Formuleren en Stijl 2.2. Zinsbouw 
(10 minuten) 

Slide 21 - Diapositive

3 soorten fouten met bijzinnen (laatste uitleg 2.2)
1. De hoofdzin en bijzin zijn onnodig gescheiden door een punt.
Voorbeeld: De coronamaatregelen worden tot ver in april verlengd. Omdat het aantal besmettingen niet is gedaald. 
2.  Een bijzin staat midden in een hoofdzin. Bijv: 'De avondklok moet, als het aantal besmettingen de komende dagen gaat dalen, een uur later ingaan.' In plaats van: 'Als de besmettingen gaan dalen moet de avondklok later ingaan.'

Slide 22 - Diapositive

3. Er woord een als/dat constructie gebruikt maar als en dat staan te dicht bij elkaar. 'Ik vind dat als de school mijn foto op een website gebruikt ze toestemming moeten vragen' in plaats van: 'Ik vind dat de school toestemming moet vragen als ze mijn foto wil gebruiken op een website.'

Slide 23 - Diapositive

Lees het laatste stukje
theorie van 2.2 zelf
en maak 
Opdrachten 6 en 7 

Slide 24 - Diapositive