lidwoorden en meervoud

Welk lidwoord krijgt het woord: Toilette
1 / 20
suivant
Slide 1: Question ouverte
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welk lidwoord krijgt het woord: Toilette

Slide 1 - Question ouverte

Welk lidwoord krijgt het woord: Problem

Slide 2 - Question ouverte

Welk lidwoord krijgt het woord: Frau

Slide 3 - Question ouverte

Welk lidwoord krijgt het woord: Mann

Slide 4 - Question ouverte

Welk lidwoord krijgt het woord: Zeitung

Slide 5 - Question ouverte

Welk lidwoord krijgt het woord: Möglichkeit

Slide 6 - Question ouverte

Welk lidwoord krijgt het woord: Lied

Slide 7 - Question ouverte

Welk lidwoord krijgt het woord: Fenster (raam)

Slide 8 - Question ouverte

Welk lidwoord krijgt het woord: Einheit

Slide 9 - Question ouverte

Welk lidwoord krijgt het woord: Pferd (paard)

Slide 10 - Question ouverte

Theorie 
Mannelijk (der)
  • Mannelijke persoon- en diernamen: der Junge, der Stier
Vrouwelijk (die)
  • Vrouwelijke persoons- en diernamen: die Oma, die Kuh, die Katze
  • De meeste zaaknamen (dingen) die eindigen op -e: die Adresse, die Toilette, die Lampe
  • Woorden die eindigen op -heit, -keit, -schaft, -ung: die Einheit, die Möglichkeit, die Freundschaft, die Zeitung.
Onzijdig (das)
  • Veel onzijdige woorden in het Nederlands (het-woorden) zijn dat in het Duits ook. Dus: das Pferd (het paard), das Fenster (het raam).



Slide 11 - Diapositive

Maak het meervoud: die Toilette

Slide 12 - Question ouverte

Maak het meervoud: das Heft

Slide 13 - Question ouverte

Maak het meervoud: der Lehrer

Slide 14 - Question ouverte

Hoe zit het met het meervoud van zelfstandige naamwoorden?
Kijk of je de regels kunt vinden! 

Seite 85/ Aufgabe 22 a) und b) 
combineer en zet de woorden in het meervoud

Slide 15 - Diapositive

Theorie: Er zijn regels om te bepalen hoe je het meervoud vormt. Er zijn 5 regels, deze regels zijn:
1: mannelijk: umlaut + e
2: vrouwelijk: + (e) n
3: onzijdig: + e
4: mannelijke en onzijdige woorden die eindigen op -el, -en, -er blijven in het meervoud meestal onveranderd.
5: veel woorden die eindigen op -a, -i, -o, -y,: + s

Slide 16 - Diapositive

Maak het meervoud: der Ball

Slide 17 - Question ouverte

Maak het meervoud: das Hobby

Slide 18 - Question ouverte

Maak het meervoud: die Lehrerin
(net als in het Nederlands)

Slide 19 - Question ouverte

Helemaal klaar?
Nimm dann das Buch: Seite 86/ Aufgabe 23 und 24

Slide 20 - Diapositive