Hechtingsstoornissen

• Onderwijsassistenten
• MBO
• Studiejaar 3

Hechtingsstoornissen

Wanneer wordt een hechtingsstoornis ontwikkeld bij een kind?

1. Voor het eerste levensjaar
2. Voor het tweede levensjaar
3. voor het vijfde levensjaar
4. voor het achtste levensjaar

Een kind heeft geen behoefte aan de nabijheid van de ouders.

1. Waar
2. Niet waar

Welk kenmerk hoort niet bij Type A: de onveilig-vermijdend gehechte kinderen?

1. Heeft vertrouwen in de beschikbaarheid van een ouder
2. Verveelt zich snel
3. Probeert contact te vermijden
4. Zeer onderzoekende houding

Een type B: veilig gehecht kind heeft veel zelfvertrouwen.

1. Waar
2. Niet waar

Welk kenmerk hoort niet bij een type C: onveilig-afwerend kind?

1. Probeert met negatief gedrag dingen voor elkaar te krijgen
2. Vaak last van extreme jaloezie
3. Gedraagt zich inconsequent
4. Zijn obsessief in relaties

Een type D: onveilig-gedesorganiseerd gehecht kind heeft vaak iets traumatisch meegemaakt.

1. Waar
2. Niet waar

Wat is geen risicofactor voor een verstoorde hechting?

1. Kinderen uit een weeshuis
2. Het hebben van probleem broertjes of zusjes
3. Problematische zwangerschap
4. Huiselijk geweld

Wat moet je doen om goed om te gaan met een kind met een hechtingsstoornis?

1. Vriendelijk zijn
2. Duidelijk zijn
3. Niet negeren
4. Geduldig zijn

Wat is geen valkuil voor het begeleiden van een kind met een hechtingsstoornis?

1. Extra lief voor het kind zijn
2. Het gemis van het kind opvullen
3. Van voren af aan beginnen
4. Partijdig zijn