Aanwijzend, vragend, onbepaald vnw hfst 5 VWO 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Aan de slag! 

Meewerkend voorwerp

• Maak opdracht 2, 3 en 4 in je boek op bladzijde 149.  
• Klaar? maak een foto van je huiswerk.
• Ga verder aan je Weebly site! 

Wat ga je leren?

Hoe je aanwijzende, vragende en onbepaalde voornaamwoorden kunt herkennen en gebruiken.

Aanwijzend voornaamwoord

                                                      

                                                            Wijst een mens, dier of een ding (of iets) aan.

                                                           Aanwijzend voornaamwoorden zijn: 

deze, die, dat, dit, zulk(e), zo'n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde.

Staat VOOR een zelfstandig naamwoord of alleen.

Aanwijzend voornaamwoord

Bijvoorbeeld:

Deze rode fiets vind ik mooier dan zo'n zwarte (fiets). Vind jij dat ook?

Voorbeeld aanwijzende voornaamwoorden


   


 

• Deze
• Die
• Dat
• Dit
• Zulke
• Hetzelfde
  

Voorbeeld

• Deze pennen koop ik bij de Hema.
  
• Die leraar komt iedere dag op de fiets naar school.
• Dat meisje staat iedere dag vroeg op.
• Dit spelletje vind ik erg leuk om te spelen.
• Zulke boeken lees ik in alleen in de vakantie.
  

Aanwijzend voornaamwoorden

Let op:

Let op!

Woorden die een plaats of richting aangeven zijn geen aanwijzend voornaamwoorden (daar, daarheen, daarover, daarlangs)

Let op:

Dat en die zijn alleen aanwijzend voornaamwoorden als je ze kunt vervangen met dit en deze.

Wat zijn de aanw. vnw. in de volgende zin: 'Gisteren hoorde ik van die jongen dat het feest daar is.'

Vragend voornaamwoord

???????????????

Dit zijn: wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Staan meestal aan het begin van de zin maar dat hoeft niet:

'Wie van jullie wil even een boodschap voor me doen?'

'Hij vroeg wie van ons even een boodschap voor hem wilde doen.'

Vragend voornaamwoord

                                    Pas op:

                          - Wie en wat zijn geen vragend voornaamwoorden als ze                  terugverwijzen naar een eerder genoemd woord.

- Woorden die vragen naar een plaats en tijd 

zijn geen vragend voornaamwoorden (waarheen, wanneer, waar,).

- Het woord 'Hoe' is geen vragend voornaamwoord!

Wat zijn de vragende vnw. in de zin: 'Wat vertelde die jongen aan jou?'

Wat is het vrag. vnw. in de zin:
'Vertelde die jongen nou waar het feest was?'

1. waar
2. die
3. er is er geen
4. nou

Wat is het vragend vnw, in de zin:
Lisa vroeg met wie ik morgen naar het feest ga?

1. met
2. met wie
3. wie
4. er is er geen

Het onbepaald voornaamwoord

Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar iets vaags. Het zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt. Dat kunnen personen of dingen zijn.
Onbepaalde voornaamwoorden zijn: 

(zo)iets, niets, iemand, niemand, iedereen, menigeen, het,  alles, men, wat elk(e), ieder(e), menig(e), wat, ene, (een) zekere, een of ander(e).

Het onbepaald voornaamwoord

Aan de slag!

Kijk en luister naar de filmpjes en maak de startopdracht en opdracht 1

Bladzijde 150 en 151

Vragend voornaamwoord

https://www.youtube.com/watch?v=aSYap_KrWko

Aanwijzend voornaamwoord: 2 trucjes

https://www.youtube.com/watch?v=pFaQ3A6KVRw

Wat voor soort vnw is 'men'

1. vragend voornaamwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. onbepaald voornaamwoord
4. het is geen voornaamwoord

De jongen die daar zit, heeft net zulke schoenen als Peter.
wat voor soort vnw is 'daar'

1. vragend voornaamwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. onbepaald voornaamwoord
4. het goede antwoord zit er niet bij

Niemand wil nog pannenkoeken.
Welk voornaamwoord is 'niemand'?

Ik vind deze opdracht niet moeilijk.
welk voornaamwoord is 'deze'?

1. vragend voornaamwoord
2. het goede antwoord zit er niet bij
3. onbepaald voornaamwoord
4. aanwijzend voornaamwoord

vragend voornaamwoord

onbepaald 

voornaamwoord

ieman d sommige

iets

verwijst niet naar een specifiek persoon of ding

vervangt een persoon of ding

wie

wat 

welke

vragend

voornaamwoord

aanwijzend voornaamwoord

Van

wie

is 

die

mooie

sjaal? 

vragend

voornaamwoord

aanwijzend voornaamwoord

Wat

heb

je

met

deze

boeken 

gedaan?

Aan de slag!

Maak opdracht 2 en 4

Bladzijde 150 en 151

pers.vnw.

bez.vnw.

aanw.vnw.

vr.vnw.

je, haar, hij, zij

ik, me, ons

onze, uw, jouw

haar, zijn, mijn

wie, wat, welke

wat voor een

dat, die, zo'n, zulke