9/1, formuleren H1, correct begrenzen zinnen

Formuleren H1
Zinnen correct begrenzen
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Formuleren H1
Zinnen correct begrenzen

Slide 1 - Diapositive

Lesplanning

  • korte activiteit
  • Wat weet je al?
  • Instructie
  • Werken
  • Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Even inkomen: Mijn vakantie was...

😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Sondage

Beschrijf jouw vakantie in één woord.
Welke titel van een lied past bij dat woord/jouw vakantie?
Schrijf die ook op.
(samen in een antwoord, zodat we de koppeling kunnen zien)

Slide 4 - Carte mentale

Schrijf drie dingen op
die je van
de lessen grammatica (toetsweek)
hebt onthouden.

Slide 5 - Carte mentale

Lesdoel

Aan het einde van deze les :

  • heb je geoefend met het correct begrenzen van zinnen











Slide 6 - Diapositive



Slide 7 - Diapositive

Mooie Woorden
Mooie woorden
beroeren in de regel
onze zinnen
en in zekere zin
zijn zij de reden
dat wij onze
taal zo beminnen.

Slide 8 - Diapositive

Wat vind jij een mooie woord?
Je mag er maximaal drie opschrijven.

Slide 9 - Carte mentale

Bedenk met een van de woorden die je hebt opgeschreven een correct geformuleerde zin.
Noteer de zin.
Denk aan spelling, hoofdletters en leestekens.

Slide 10 - Question ouverte

In zin a en b is sprake van een interpunctiefout. Geef voor beide zinnen aan welke komma een punt moet zijn. Wat valt je op?

a Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, vermaakten we ons prima.
b Gisteren gingen we zwemmen, hoewel het koud was, we vermaakten ons prima.

Slide 11 - Question ouverte

Wat wordt er bedoeld wordt met 'zinnen correct begrenzen'?

Slide 12 - Carte mentale

Een zin begint altijd met een hoofdletter.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Tussen twee persoonsvormen hoort een komma.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz


Een komma staat op de plaats waar je bij het hardop lezen even een rust neemt.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz


Voor de woorden 'en' en 'of' mag nooit een komma geplaatst worden
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Zinnen correct begrenzen

Zinnen beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt. In samengestelde zinnen worden de zinnen meestal van elkaar gescheiden door een komma, een puntkomma of een dubbele punt: 
– Wereldrecords kunnen niet steeds opnieuw verbroken worden, want er zit een grens aan de mogelijkheden van het menselijk lichaam.
– Ik ga graag naar het buitenland op vakantie; ik vind Nederland maar saai.
– Inwoners van grensgebieden zijn vaak tweetalig: ze communiceren net zo makkelijk in het Duits als in het Nederlands. 
Je kunt zinnen ook samenvoegen, maar dan moet je een voegwoord gebruiken: 
– De leraar legde de som stap voor stap uit, maar de klas begreep er niets van.
– Hoewel de leraar de som stap voor stap uitlegde, begreep de klas er niets van.

Slide 17 - Diapositive

Zinnen correct begrenzen

Het begrenzen van zinnen kan op twee manieren verkeerd gaan:

Een bijzin die zinsdeel is in een samengestelde zin, wordt als losse zin geschreven: 
– *Veel mensen vinden het moeilijk om nee te zeggen. Omdat ze bang zijn een ander te kwetsen.

Twee zelfstandige zinnen (hoofdzinnen) worden ten onrechte samengevoegd: 
– *Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden verschillende landen door Duitsland bezet, hier kwamen veel mensen tegen in opstand.

Slide 18 - Diapositive

REGEL: Schrijf het eerste woord van een zin met een hoofdletter.


  • Mijn gsm is gestolen.
  • Tv-kijken is ontspannend.
  • IJdelheid is een slechte raadgever.
  • (Groot)ouders zijn ook welkom.
  • IPads verkopen slechter dan iPhones.
  • Hij vroeg: 'Kom jij ook morgen?'



 



Slide 19 - Diapositive

UITZONDERINGEN
Schrijf het tweede woord van een zin met een hoofdletter als het eerste woord van de zin met een apostrof begint.
  • 'k Begrijp er niets van.
  • 's Winters is het vroeg donker.
  • 't Is heerlijk als de zon schijnt.

 Schrijf geen hoofdletter als de zin begint met een cijfer, symbool of emoticon.
  • 67 personen werden geëvacueerd.
  • € is het euroteken.
  • 😉 is een veelgebruikte emoticon

Slide 20 - Diapositive

Komma
Komma’s gebruik je om een zin overzichtelijk te maken.
Een komma staat op de plaats waar je bij het hardop lezen even een rust neemt.

Je gebruikt een komma om twee zinnen samen te voegen
Ik maak dat huiswerk morgen wel, vandaag hoeft dat toch nog niet af.   

Tussen twee persoonsvormen zet je een komma.
Toen ze thuis kwam, zag ze dat de kerstverlichting al brandde.

Delen van opsommingen zet je tussen komma’s.
Zij kocht bekers, chocolade poeder. pepermuntstokjes en marshmallows  voor haar leerlingen.

Slide 21 - Diapositive

Komma

In langere zinnen plaats je een komma voor de woorden waarmee een bijzin begint
De vakantie, die dit jaar eerder begint, is in zicht.

Een bijstelling zet je tussen komma’s.
3H1, heen havo 3 klas, heeft vandaag online les.

Je gebruikt een komma voor een verbindingswoord(voegwoord/signaalwoord). 
Morgen eet ik taart, omdat ik jarig ben.




     

Slide 22 - Diapositive

Puntkomma
Een puntkomma geeft een scheiding aan binnen een zin. Je kunt hem vervangen door een punt. 
De puntkomna geeft aan dat er een nauwe band is met de volgende zin.

Van de zomer gaan we naar Zuid-Frankrijk; daar is het altijd lekker warm.

Slide 23 - Diapositive

Dubbele punt

Een dubbele punt staat voor een opsomming.
Een kopje kerstgeluk bestaat uit: chocolademelk, marshmallows en een pepermuntstokje.

Een dubbele punt staat voor een verklaring.
Ik wil van de zomer niet naar Athene: het is me daar te warm.

Een dubbele punt staat voor een zin die iemand gaat zeggen (de directe rede).
Ik zei: ‘Ik wil van de zomer niet naar Athene.’

Slide 24 - Diapositive

Zinnen
Een zin is een verzameling woorden die in de juiste volgorde een complete en begrijpelijke tekst opleveren.

Elke zin is een soort mededeling. Je wilt met elke zin iets zeggen. 

Een zin begint (bijna) altijd met een hoofdletter en eindigt altijd met een punt, vraagteken of uitroepteken.

Je moet weten wanneer je zinnen moet eindigen. Te lange zinnen zijn onduidelijk en lastig om te lezen. 


Slide 25 - Diapositive

Zinnen
Je kunt zinnen aan elkaar verbinden door er een verbindingswoord tussen te plaatsen: de eerste zin +  komma + verbindingswoord + de tweede zin.
Ik ben vandaag moe. Ik ben te laat gaan slapen. 
Ik ben moe, omdat ik gisteren te laat ben gaan slapen. 
Ik ben gisteren te laat gaan slapen, daarom ben ik moe.

Je kan ook beginnen met een verbindingswoord. Dan komt de komma tussen de twee persoonsvormen.
Omdat ik gisteren te laat ben gaan slapen, ben ik moe.

Uitzondering: 'en' en 'of' kunnen met en zonder komma geschreven worden. 
Ik ben gisteren te laat gaan slapen en ben (nu) moe.
Ik ben gisteren te laat gaan slapen, en de nacht daarvoor trouwens ook, daarom ben ik nu moe.

Slide 26 - Diapositive

Veel voorkomende fouten
Een nieuwe zin beginnen met een voegwoord
Mevrouw Hooi geeft online les. Omdat zij in quarantaine zit.
Mevrouw Hooi geeft online les, omdat zij in quarantaine zit.

Twee zelfstandige zinnen worden ten onrechte samengevoegd
Tijdens de lockdowns gaven verschillende scholen  geen onlinelessen, hier waren veel ouders boos over.
Tijdens de lockdowns gaven verschillende scholen geen online lessen. Hier waren veel ouders boos om.
Veel ouders waren boos, omdat verschillende scholen geen onlinelessen gaven tijdens de vorige lockdowns.




     

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Sommige landen worden van andere gescheiden door een zee, rivier, bos of gebergte. Zodat er een natuurlijke landgrens is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

Nederland wordt in het noorden en westen begrensd door de Noordzee. Het heeft dus aan twee kanten een natuurlijke grens.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

Sommige landen met kunstmatige grenzen proberen het indringers wel heel moeilijk te maken, dit doen ze bijvoorbeeld door het bouwen van een muur.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quiz

Werk voor deze les (als er nog tijd is) en morgen:

Blz. 32/33, formuleren h1 , opdracht 1, 2 (moeten voor morgen af zijn!)  3 en 4 (moet morgen aan het einde van de les af zijn).



Opdracht 1 en 2 zijn huiswerk voor morgen!
We kijken die opdrachten morgen samen na!
timer
7:00

Slide 32 - Diapositive

Lesdoel

Aan het einde van deze les heb je geoefend met het correct begrenzen van zinnen.











Slide 33 - Diapositive

Ik weet hoe ik zinnen correct moet begrenzen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Sondage

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 35 - Question ouverte

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 36 - Question ouverte




Fijne dag allemaal!
Fijne dag en tot morgen!

Slide 37 - Diapositive