Rekenen_tijd_kalender

REKENEN
leerdoelen:
  • Ik beheers de uitspraak en notatie van een kalender
    (datum: 19-12-2023).
  • Ik weet wat een eeuw is.
  • Ik weet het aantal maanden, weken, dagen in een jaar.


1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

REKENEN
leerdoelen:
  • Ik beheers de uitspraak en notatie van een kalender
    (datum: 19-12-2023).
  • Ik weet wat een eeuw is.
  • Ik weet het aantal maanden, weken, dagen in een jaar.


Slide 1 - Diapositive

INTRODUCTIE

Sta op en ga in een rij staan met je klasgenoten.

Zorg dat diegene die als eerste jarig is in het kalenderjaar links staat en daarna diegene die daarna jarig is volgt, etc. 

Slide 2 - Diapositive

DAG - WEEK - MAAND - JAAR
  • DAG = .... uur
  •    24 uur
  • WEEK = .... dagen
  •    7 dagen
  • MAAND = .... dagen      .... weken 
  •     30 / 31 dagen (soms zelfs 28)   4 weken 
  • JAAR  =  .... dagen ..... weken  .... maanden 
  •     365 dagen      52 weken    12 maanden 

Slide 3 - Diapositive

DAG
  • Bestaat uit 24 uur
  • Elk uur bestaat uit 60 minuten
  • Elke minuut bestaat uit 60 seconden

Slide 4 - Diapositive

WEEK  
  • Week bestaat uit 7 dagen
  • maandag - dinsdag - woensdag - donderdag - vrijdag - zaterdag - zondag
  • week bestaat uit een werkweek en een weekend.
  • ma - di - wo - do - vr  noemt men een werkweek.
  • za - zo noemt men het weekend. 

Slide 5 - Diapositive

MAAND
  • 12 maanden per jaar
  • 1 maand heeft 4 weken
  • 1 maand heeft 30 of 31 dagen 
  • behalve februari die heeft 28 dagen.... of 29 = schrikkelmaand 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

MAANDEN 
Januari    01                Juli                07
Februari 02                Augustus   08
Maart      03                September 09
April         04                Oktober       10
Mei           05                November  11
Juni          06                December  12


Slide 8 - Diapositive

Zet de maanden in de goede volgorde
maand 1
maand 2
maand 3
maand 4
maand 5
maand 6
maand 7
maand 8
maand 9
maand 10
maand 11
maand 12

maart

december

januari

oktober

februari

juni

mei

september

november

april

augustus

juli

Slide 9 - Question de remorquage

NOTITIE VAN MAANDEN 
  • Noteren eerst dag dan maand dan jaar
  • Welke dag is het vandaag? 
  • Welke dagen is het Kerstmis

  • Noteer je eigen geboorte datum.  

Slide 10 - Diapositive

JAAR 
  • Elk jaar heeft 12 maanden.
  • Elk jaar heeft 52 weken.
  • Elk jaar heeft 365 dagen
  • Elk jaar heeft 4 seizoenen
  • Soms heeft een jaar een schrikkeljaar
  • Elke 10 jaar noemt men decennia.
  • Elke 100 jaar noemt men een eeuw

Slide 11 - Diapositive

KWARTAAL 
  • Een jaar bestaat uit 4 kwartalen (kwart = 1/4 deel)
  • Elk kwartaal bestaat uit 3 maanden.
  • kwartaal 1 = jan/febr/maart
  • kwartaal 2 = april/mei/juni
  • kwartaal 3 = juli/aug/sept
  • kwartaal 4 = okt/nov/dec

Slide 12 - Diapositive

Wat is een schrikkeljaar

Slide 13 - Carte mentale

SCHRIKKELJAAR
  • Een dag extra in het jaar (29 februari).
  • Jaar heeft dan 366 dagen ipv 365 dagen. 
  • Wanneer? Als je het jaar door 4 kan delen

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

SCHOOLJAAR vs KALENDERJAAR
SCHOOLJAAR
 augustus / september - juli

KALENDERJAAR
januari - december 

Slide 16 - Diapositive

Welke dag is het op 20 mei?

A
maandag
B
dinsdag
C
zaterdag
D
donderdag

Slide 17 - Quiz

Welke dag is het
op 1 0 september?

A
zondag
B
dinsdag
C
zaterdag
D
donderdag

Slide 18 - Quiz

SEIZOENEN
  • Elk jaar heeft 4 seizoenen 
  • Lente (21 maart - 20 juni)
  • Zomer (21 juni - 22 september)
  • Herfst (23 september - 21 december)
  • Winter (21 december - 20 maart)

Slide 19 - Diapositive

zomer
winter
lente
herfst
Zet op de goede plaats
30 augustus
2 november
16 februari
6 mei

Slide 20 - Question de remorquage

ZOMER- EN WINTERTIJD
  • Twee keer per jaar verzetten we de tijd.
  • Een keer in het voorjaar en een keer in het najaar.
  • Elk jaar een andere datum. 
  • Voorjaar een uur vooruit.
  • Najaar een uur naar achteren (achteruit).

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo