Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Organisatie les 4 en 5: plannen en kalender
rekenen met de kalender
1 / 36
suivant
Slide 1:
Diapositive
Rekenen
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
Cette leçon contient
36 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
4 vidéos
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
rekenen met de kalender
Slide 1 - Diapositive
aan het einde van de les
Ik beheers de uitspraak en notatie van een kalender
Ik weet het aantal maanden, weken, dagen in een jaar.
Slide 2 - Diapositive
MAANDEN
Januari 01 Juli 07
Februari 02 Augustus 08
Maart 03 September 09
April 04 Oktober 10
Mei 05 November 11
Juni 06 December 12
Slide 3 - Diapositive
NOTITIE VAN MAANDEN
Noteren eerst
dag
dan
maand
dan
jaar
.
15 April 2020 gaan we op excursie.
15 - 04 - 2020 gaan we op excursie.
Noteer je eigen geboorte datum.
Slide 4 - Diapositive
Zet de maanden in de goede volgorde
maand 1
maand 2
maand 3
maand 4
maand 5
maand 6
maand 7
maand 8
maand 9
maand 10
maand 11
maand 12
maart
december
januari
oktober
februari
juni
mei
september
november
april
augustus
juli
Slide 5 - Question de remorquage
Wat is een schrikkeljaar
Slide 6 - Carte mentale
SCHRIKKELJAAR
Een dag extra in het jaar (29 februari).
Jaar heeft dan 366 dagen ipv 365 dagen.
Wanneer? Als je het jaar door 4 kan delen
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Vidéo
SCHOOLJAAR vs KALENDERJAAR
SCHOOLJAAR
augustus / september - juli
KALENDERJAAR
januari - december
Slide 9 - Diapositive
4 november
12 november
24 november
22 november
7 november
maandag
dinsdag
donderdag
vrijdag
zondag
Slide 10 - Question de remorquage
Welke dag is het op 20 mei?
A
maandag
B
dinsdag
C
zaterdag
D
donderdag
Slide 11 - Quiz
Welke dag is het
op 1 0 september?
A
zondag
B
dinsdag
C
zaterdag
D
donderdag
Slide 12 - Quiz
SEIZOENEN
Elk jaar heeft 4 seizoenen
Lente (21 maart - 20 juni)
Zomer (21 juni - 22 september)
Herfst (23 september - 21 december)
Winter (21 december - 20 maart)
Slide 13 - Diapositive
zomer
winter
lente
herfst
Zet op de goede plaats
30 augustus
2 november
16 februari
6 mei
Slide 14 - Question de remorquage
ZOMER- EN WINTERTIJD
Twee keer per jaar verzetten we de tijd.
Een keer in het voorjaar en een keer in het najaar.
Elk jaar een andere datum.
Voor
jaar een uur
voor
uit.
Na
jaar een uur
na
ar achteren (achteruit).
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Vidéo
Slide 17 - Vidéo
DAG - WEEK - MAAND - JAAR
DAG = .... uur
24 uur
WEEK = .... dagen
7 dagen
MAAND = .... dagen .... weken
30 / 31 dagen (soms zelfs 28) 4 weken
JAAR = .... dagen ..... weken .... maanden
365 dagen 52 weken 12 maanden
Slide 18 - Diapositive
WEEK
Week bestaat uit
7 dagen
maandag - dinsdag - woensdag - donderdag - vrijdag - zaterdag - zondag
week bestaat uit een
werkweek
en een
weekend.
ma - di - wo - do - vr noemt men een werkweek.
za - zo noemt men het weekend.
Slide 19 - Diapositive
zondag
2
1
3
4
5
6
7
Zet op de goede volgorde.
Zondag staat al op de goede plek.
maandag
zaterdag
woensdag
vrijdag
dinsdag
donderdag
Slide 20 - Question de remorquage
quizizz.com
Slide 21 - Lien
WEEK
Week bestaat uit
7 dagen
maandag - dinsdag - woensdag - donderdag - vrijdag - zaterdag - zondag
week bestaat uit een
werkweek
en een
weekend.
ma - di - wo - do - vr noemt men een werkweek.
za - zo noemt men het weekend.
Slide 22 - Diapositive
MAAND
12 maanden
per jaar
1 maand heeft
4 weken
1 maand heeft
30 of 31 dagen
behalve februari die heeft
28 dagen
.... of 29 = schrikkelmaand
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Vidéo
JAAR
Elk jaar heeft
12 maanden.
Elk jaar heeft
52 weken
.
Elk jaar heeft
365 dagen
.
Elk jaar heeft
4 seizoenen
.
Soms heeft een jaar een
schrikkeljaar
.
Elke 10 jaar noemt men
decennia
.
Elke 100 jaar noemt men een
eeuw
.
Slide 25 - Diapositive
https:
Slide 26 - Lien
Hoe zat dit ook alweer?
Slide 27 - Diapositive
Welke maanden horen bij de zomer?
A
januari, februari en maart
B
april en mei
C
juni, juli en augustus
D
november en december
Slide 28 - Quiz
Welke maanden horen bij de Herfst?
A
januari en februari
B
maart, april, mei
C
september, oktober en november
D
juni en juli
Slide 29 - Quiz
Hoeveel dagen heeft een jaar?
A
1000 dagen
B
365 dagen
C
370
D
435 dagen
Slide 30 - Quiz
Hoeveel weken heeft een jaar
A
365 weken
B
12 weken
C
52 weken
D
4 weken
Slide 31 - Quiz
Het is vandaag dinsdag.
Welke dag is het overmorgen?
A
Woensdag
B
maandag
C
Donderdag
D
Vrijdag
Slide 32 - Quiz
Maandag is het 6 januari.
Welke datum is het
volgende week maandag?
A
dinsdag 7 januari
B
maandag 16 januari
C
zondag 12 januari
D
maandag 13 januari
Slide 33 - Quiz
Het is vandaag zondag. Welke dag is het over precies 1 week?
A
Zaterdag
B
Vrijdag
C
Zondag
D
Donderdag
Slide 34 - Quiz
Het was gisteren dinsdag. Welke dag is het overmorgen?
A
Dinsdag
B
maandag
C
Donderdag
D
Vrijdag
Slide 35 - Quiz
Op welke dag is het Sinterklaas?
A
vrijdag
B
zaterdag
C
zondag
D
maandag
Slide 36 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Rekenen_tijd_kalender
Décembre 2023
- Leçon avec
25 diapositives
Rekenen
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
Rekenen_tijd_kalender
Décembre 2023
- Leçon avec
20 diapositives
Rekenen
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
AA week 4 Engels
Octobre 2024
- Leçon avec
16 diapositives
Engels
Basisschool
Groep 8
Engels AA 4 groep 7
Octobre 2024
- Leçon avec
16 diapositives
Engels
Basisschool
Groep 8
Rekenen_tijd_kalender
Décembre 2023
- Leçon avec
22 diapositives
Rekenen
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
Organisatie les 4 en 5: plannen en kalender
Décembre 2023
- Leçon avec
31 diapositives
Rekenen
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
TIJD
Décembre 2023
- Leçon avec
24 diapositives
NT2
Secondary Education
Maanden, dagen, weken...
Novembre 2024
- Leçon avec
24 diapositives
Nederlands
ISK