Nederlands toetsweek stof

Nederlands toetsweek stof
dit is een lessenup voor de toetsweek 4 stof om buiten les te krijgen!!
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlands toetsweek stof
dit is een lessenup voor de toetsweek 4 stof om buiten les te krijgen!!

Slide 1 - Diapositive

de lesstof
Paragraaf 'lezen' van hoofdstuk 3 + 4 (argumentatie) = het belangrijkste. 
Paragraaf 'lezen' van hoofdstuk 5 + 6 (functiewoorden, handige begrippen voor tekstbegrip)

Slide 2 - Diapositive

thema 3, lezen
De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dit standpunt heeft.

Slide 3 - Diapositive

feitelijke en waarderende argumenten.

Een feitelijk argument kun je controleren (het is waar of het is niet waar); een waarderend argument kun je niet controleren: 

Slide 4 - Diapositive

enkelvoudige argumentatie en nevenschikkende argumentatie

Als een schrijver zijn standpunt met één argument onderbouwt, noemen we dat enkelvoudige argumentatie. Meestal gebruikt een schrijver meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten. Dat heet nevenschikkende argumentatie

Slide 5 - Diapositive

thema 4, lezen

Slide 6 - Diapositive

weerlegging en tegenargument
met een weerlegging ontkracht je een argument of een tegenargument.

Slide 7 - Diapositive

thema 5, lezen

Slide 8 - Diapositive

Functiewoorden
Een tekstgedeelte (een of meer zinnen of een of meer alinea’s) heeft binnen een tekst een bepaalde functie, die je kunt aanduiden met een functiewoord als argument, conclusie, standpunt of voorbeeld.

Slide 9 - Diapositive

voorbeelden functiewoorden
aanbeveling, aanleiding, constatering, gevolg, oorzaak, oplossing, probleemstelling, samenvatting, tegenwerping en uitwerking.

Slide 10 - Diapositive

thema 6, lezen

Slide 11 - Diapositive

functiewoorden 2
de functiewoorden afweging, anekdote, definitie, nuancering, tegenwerping en vraagstelling.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

oefenopgaven!

Slide 14 - Diapositive

Amsterdam is een geweldige stad met veel bezienswaardigheden. Het is dus logisch dat er zoveel toeristen op afkomen.
A
feitelijk
B
waarderend
C
.
D
.

Slide 15 - Quiz

Je moet je warm kleden als je de deur uitgaat, want de temperatuur komt vandaag niet boven nul.
A
feitelijk
B
waarderend
C
hoe moet ik dat weten?
D
geen een!

Slide 16 - Quiz

Die documentaire over het Amazonegebied lijkt me echt iets voor jou. Jij bent immers dol op natuurfilms
A
feitelijk
B
waarderend
C
wat zijn natuurfilms?
D
niemand vind natuurfilms leuk!

Slide 17 - Quiz

tyf op
A
inass
B
inass
C
inass
D
inass

Slide 18 - Quiz

wie haat school
A
joey
B
wij
C
iedereen
D
niemand

Slide 19 - Quiz

dit was de lessenup!
rot toch op....

Slide 20 - Diapositive