Les 3+4

Lesson 1 besproken
Ik kan vragen maken bij een luisterfragment
Ik kan onderscheid maken tussen de present simple en present continuous
Grammar
Engels
Les 1: Luisteropdrachten Lesson 2 opdracht 1,2,3
Les 2:  Lesson 2 opdracht 4,5,6,7,8
Hoe ging het?
Lesson 2 opdracht 4,5,6,7,8 (werk van deze les!)
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Lesson 1 besproken
Ik kan vragen maken bij een luisterfragment
Ik kan onderscheid maken tussen de present simple en present continuous
Grammar
Engels
Les 1: Luisteropdrachten Lesson 2 opdracht 1,2,3
Les 2:  Lesson 2 opdracht 4,5,6,7,8
Hoe ging het?
Lesson 2 opdracht 4,5,6,7,8 (werk van deze les!)

Slide 1 - Diapositive

Word of the day!




Usage:  The prosecutor was guilty of suborning false testimony.
suborn

Slide 2 - Diapositive

Word of the day!
Definition: to persuade (someone) to do something illegal (such as to lie in a court of law)." It can also mean "to obtain (false testimony) from a witness by persuasion

Synonym: bribe

Slide 3 - Diapositive

Lesson 2 - Listening
Learning targets: 
- Understanding the topic of discussions
- Understanding short explanations
Grammar: 
- Present continuous vs present simple
Words:
- Appearance (people)

Gezamenlijk: opdracht 1,2,3 (luisterfragmenten)

Slide 4 - Diapositive

Grammar

Slide 5 - Diapositive

Present Simple
- Hele werkwoord
-Bij He/She/It -> shit regel: hele werkwoord + s

signaalwoorden: 
always, never, often, sometimes, usually, every week/month/day

Slide 6 - Diapositive

Examples:
I                                       walk
You                                 walk
He/She/It                     walks
We/You/They             walk

Slide 7 - Diapositive

Present Continuous
Verschil met Present Simple:
- Present Simple is een feit, gewoonte of regelmatige gebeurtenis.
Present Continuous:
- je bent op dit moment bezig met iets.
- je bent van plan om iets te doen.
- je irriteert je aan iets.

Slide 8 - Diapositive

When do we use it?
bij:
- feiten                she lives in Amsterdam
- gewoonten      he always plays games at night
- regelmatige gebeurtenissen   the train leaves at 9 am every morning
*kijk of je signaalwoorden ziet*

Slide 9 - Diapositive

Examples
- je bent op dit moment bezig met iets. (now, listen, at the moment)
Listen, Sara is playing the guitar. (nu)
- je bent van plan om iets te doen.
I am watching a film tonight. (plan)
- je irriteert je aan iets. (always)
they are always imitating me. (irritatie)

Slide 10 - Diapositive

How to use it
je gebruikt:
to be + werkwoord + ing
(to be= am/are/is)

dus bijvoorbeeld:
- I am watching a movie
- I am playing a game

Slide 11 - Diapositive

Present Continous or Present Simple

Every Monday, Sally ....... to work
timer
0:30
A
is driving
B
drives
C
drive

Slide 12 - Quiz

Every Monday, Sally drives to work

Every monday  is een signaalwoord dat aangeeft dat het een regelmatige gebeurtenis is.
daarom gebruiken we de Present Simple: 
werkwoord+s
drives

Slide 13 - Diapositive

ssssh! Be quiet! John ..........
timer
1:00
A
sleeps
B
is sleeping
C
sleep

Slide 14 - Quiz

ssssh! Be quiet! John is sleeping.

Iemand vertelt je dat je stil moet zijn. Dat betekent dat het op dit moment aan het gebeuren is ---> present continuous.
to be + werkwoord+ ing

Slide 15 - Diapositive

Don't forget to take your umbrella. it .........
timer
0:30
A
rain
B
rains
C
is raining

Slide 16 - Quiz

I hate living in Seattle because it ............
timer
0:30
A
is always raining
B
always rains
C
always rain

Slide 17 - Quiz

I hate living in Seattle because it is always raining.

Je irriteert je aan dat het regent, bij irritaties gebruiken we de present continuous.

Slide 18 - Diapositive

We often ...... to school together.
timer
0:30
A
are cycling
B
cycle
C
cycles

Slide 19 - Quiz

We often cycle to school together

Often is een signaalwoord voor de Present Simple. Het geeft een gewoonte aan.
Omdat er we staat gebruiken we de hele werkwoord

Slide 20 - Diapositive

Jim, never ...... on friday.
timer
0:30
A
work
B
is working
C
works

Slide 21 - Quiz

Jim never works on Friday
Never is een signaalwoord voor de Present Simple.
dus gebruiken we hier werkwoord+s (omdat er Jim staat, He/She/It)

Slide 22 - Diapositive

I ............ my bike now. (repair)
timer
0:30

Slide 23 - Question ouverte

I am repairing my bike now.
Now is een signaalwoord voor de Present Continuous.
dus gebruiken we: to be+ werkwoord+ ing

Slide 24 - Diapositive

Aan de slag
Maak: Lesson 2 opdracht 4,5,6,7,8

Klaar? -> pak iets te lezen of tekenen 

Wat niet af is, is huiswerk!  

Slide 25 - Diapositive