Verwijswoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Verwijswoorden

H. 19 Verwijswoorden

Je leert wat verwijswoorden zijn en welk nut ze hebben. 

Verwijswoorden: woorden die naar andere woorden verwijzen. 

Toen ik zag ik haar daar langscheuren op haar scooter. 

Voornaamwoord als verwijswoord: 

Persoonlijk, aanwijzend, bezittelijk.

Bijvoorbeeld: deze, die, dit, dat zo'n, datgene, diegene, zijn, jouw, mijn, hij, zij, het...

Mijn kat is altijd bang dat iemand zijn eten afpakt. 

Bijwoord als verwijswoord

Bijvoorbeeld: hier, daar, toen, erover, hoe, zo, waar, wanneer. 

Wat vind je van mijn voorstel, denk erover na. 

Verwijzen met een zelfstandig naamwoord:

Is geen echt verwijswoord, maar kan verwijzen naar een persoon, dier of ding uit een andere zin. 

Lionel Messi scoorde het winnende doelpunt. De voetballer was de held van de avond. 

In Groningen woont mijn neef, die gitaar speelt. Wat is het verwijswoord?

1. neef
2. die
3. gitaar
4. speelt

In Groningen woont mijn neef, die gitaar speelt. Welk soort verwijswoord is 'die'?

1. voornaamwoord
2. bijwoord
3. zelfstandig naamwoord

Donyell Malen heeft een carrière waarvan veel jongens dromen. Welk soort verwijswoord is waarvan?

1. voornaamwoord
2. bijwoord
3. zelfstandig naamwoord

Donyell Malen heeft een carrière waarvan veel jongens dromen. Wat is het verwijswoord?

1. carrière
2. waarvan
3. jongens
4. dromen

Elisa zocht in de kledingkast naar haar favoriete shirt. Wat is het verwijswoord?

1. in
2. kledingkast
3. haar
4. favoriete

Elisa zocht in de kledingkast naar haar favoriete shirt. Welk soort verwijswoord is haar?

1. voornaamwoord
2. bijwoord
3. zelfstandig naamwoord

Sifan Hassan won twee gouden medailles. De atlete is zeer tevreden.

1. twee
2. medailles
3. de atlete
4. tevreden

Sifan Hassan won twee gouden medailles. De atlete is zeer tevreden. Welk soort verwijswoord is de atlete?

1. voornaamwoord
2. bijwoord
3. zelfstandig naamwoord

Je mag alleen fluisterend overleggen met diegene naast je. 

Maak opdracht 3 t/m 5 (blz. 148).

We bespreken de antwoorden in deze les. 

Ga naar Numo

1. Maak de taak Bijvoeglijk naamwoord af. 

2. Maak de taak Verwijswoorden. 

Werk in stilte