A5: trappen van vergelijking en naamvallen

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Deutschstunde 20. Mai

Kamera einschalten

Mikrofon ausschalten

voorbereiding: open je handboek bij nummer 36

open je boek op bladzijde 190

voer de LessonUp code in

Das Programm

Steigerungsstufen und Fälle

PO: Karlijn und Anne

Trappen van vergelijking

Steigerungsstufen

Doel:

aan het einde van de les :

weet je hoe je de trappen van vergelijking kunt invullen

ken je de woorden van vergelijking

weet je hoe je de naamvallen moet toepassen

Er zijn 3 trappen

1. de stellende trap        schnell

         2. de vergrotende trap     schneller

         3. de overtreffende trap  schnellst

de vergrotende trap

In het Duits maak je de vergrotende trap door -er achter het woord (stellende trap) te zetten:

schneller

de overtreffende trap

In het Duits maak je de overtreffende trap door  -st achter het woord te zetten:

 schnellst

Hoe vorm je de vergrotende en overtreffende trap?

1. -er, -e
2. -e, st
3. -st, -e
4. -er, st

Let op !:

De meeste eenlettergreperige woorden met een a, o of u in de stam krijgen een Umlaut in de vergrotende en overtreffende trap: 

stellende trap: warm

vergrotende trap: wärmer

overtreffende trap: wärmst

Wat is de vergrotende trap van kalt?

Wat is de vergrotende trap van jung?

Let op !:

Woorden die eindigen op -d, -t of -s klank (-s,-ss,-ß, z, sch) krijgen in de overtreffende trap: est!:

stellende trap: süß

vergrotende trap: süßer

overtreffende trap: süßest

Wat is de overtreffende trap van weit?

1. weit
2. weiter
3. weitst
4. weitest

Let op !:

bij een bijvoeglijk naamwoord dat eindigt op -er met daarvoor een tweeklank (au, eu) of op -el vervalt de e in de vergrotende trap:

stellende trap: sauer

vergrotende trap: saurer

overtreffende trap: sauerst

Wat is de vergrotende trap van teuer?

woorden van vergelijking

Wir sind ..... alt.

1. als
2. wie
3. gleich

Du bist schneller.... ich.

1. als
2. wie
3. gleich

Der Berg ist höher.... der Zugspitze.

1. als
2. wie
3. gleich

Der Berg ist genauso hoch ... jener.

1. als
2. wie
3. gleich

Das Leben in einer Großstadt ist teurer .... in diesem Dorf.

1. als
2. wie
3. gleich

Lektion 4: Aufgabe 13 und 14 online

Donnerstag: selbständig an PO arbeiten

Machen

Lektion 4: Aufgabe 13 und 14 

Fertig? Lesetexte machen Text 3 usw.

PO Karlijn und Anne

PO bestaat uit 2 delen:

• artikel: samenvatting en eigen mening; je docent stelt ook vragen
• daarna gesprek over vrijetijdsbesteding

PO's worden vanaf donderdag 7 mei afgenomen (indien nodig via Microsoft Teams)