Domein 2 verhoudingen en procenten

Domein 2 verhoudingen en procenten
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Domein 2 verhoudingen en procenten

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel:
  • Je weet hoe je een verhoudingstabel moet gebruiken om een prijs, een aantal of een hoeveelheid uit te rekenen.
  • Je weet dat een verhouding kan aangeven hoe een deel zich tot een totaal verhoudt.
  • Je kunt een verhouding vereenvoudigen.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

1.484 mensen bezoeken een musical. 1 op de 7 mensen koopt een programmagids. Laat met een berekening zien hoeveel mensen een programmagids kopen.

Slide 6 - Question ouverte

Abel, Piet en Ricardo hebben samen een motorboot gekocht. De boot kostte 2400 euro. Abel heeft een derde van het bedrag betaald, Pieter 3/8 en Ricardo de rest. Laat met een berekening zien hoeveel euro elk van de vrienden heeft betaald.
Abel: 
Pieter: 
Ricardo:

Slide 7 - Diapositive

Ake maakt Limonade voor zijn rugbyteam. Hij bekijkt het etiket om te bepalen hoeveel flessen siroop hij nodig heeft om 20 liter limonade te maken.
Laat met een berekening zien hoeveel flessen siroop Ake moet kopen.
kan is 1 liter

Slide 8 - Question ouverte

Ga nu maken in je werkboek:
Ga nu maken in je werkboek:
Hoofdstuk 5.1 (vanaf blz. 128): Verhoudingen
o Maken opdrachten: Startopdrachten
o Maken : opdracht 1, 2, 3, 5, 7, 8, 10, 11, 12 en 14.

Huiswerk in studiemeter: 
o Verhoudingen: vergroten & verkleinen
o Verhoudingen: breuken en verhoudingen
o Verhoudingen: verdelingen
(Domein 2: Oefeningen)

Slide 9 - Diapositive

Week 2.3
Wat ging goed?
Wat vond je lastig?

Slide 10 - Diapositive

Theorie 5 Verhoudingen vereenvoudigen en vergelijken.
Je kunt een verhouding vereenvoudigen. Je rekent de getallen in de verhouding om naar zo klein mogelijke gehele getallen.

Voorbeeld:
Er doen 7500 mensen mee aan een hardloopwedstrijd. Daarvan zijn er 5000 met een OV gekomen. wat is de verhouding tussen het aantal deelnemers dat met het OV komt en het totaal aantal deelnemers?
Vereenvoudig zo ver mogelijk.
5.000  :  7.500
:100          :100
50       :    75
: 25            :25
2          :    3

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Opdracht:
Om 9 pannenkoeken te bakken, heb je nodig:
- 225 gram meel
- 3/4 liter melk    
- 3 eieren               

Laat met een berekening zien hoeveel pannenkoeken je kunt bakken met 3 liter melk.

Slide 14 - Diapositive

Maken:

Hoofdstuk 5.2 (vanaf blz. 141) Verhoudingen
o Maken: opdracht :17, 18, 19, 22, 23, 24,26, 28, 31
o Maken : Zelftest Hoofdstuk 5     
Huiswerk: 
In studiemeter, domein 2, oefeningen:
o Verhoudingen: t/m deeltoets                                    

Slide 15 - Diapositive