Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.
Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) - aanhalingstekens
Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op - geen aanhalingstekens
De moeder zei tegen Jaap: "Ruim je spullen op."
De moeder van Jaap zei dat hij zijn spullen op moest ruimen.
"Ik wil niet naar school", zei het meisje.
"Waarom", vroeg de jongen, "wil jij niet naar school?"