Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Mutaties veroorzaken alleen maar problemen!
A
Waar, ze veroorzaken kanker
B
Waar, ze kunnen afwijkende kinderen veroorzaken
C
Waar, ze veroorzaken nieuwe varianten van Covid
D
Niet waar, ze zorgen voor genetische variatie
Slide 2 - Quiz
Een somatische gen mutatie kan afwijkende kinderen veroorzaken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Hoe heet dit plaatje?
A
chromosoomkaart
B
chromogram
C
karyogram
D
allel paspoort
Slide 4 - Quiz
Bekijk het plaatje goed. Wat is waar?
A
Dit is een man
B
Deze persoon heeft chromosomale afwijkingen
C
Deze persoon heeft te weinig chromosomen
D
Deze persoon heeft teveel chromosomen
Slide 5 - Quiz
Hoeveel chromosomen heeft een mens?
A
23
B
46
C
92
D
256
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
Twee allelen per plek op het chromosoom
Twee dezelfde allelen? HOMOZYGOOT
Twee verschillend allelen? HETEROZYGOOT
Slide 8 - Diapositive
Bestudeer het plaatje. Wat is waar? Dit organisme is.....
A
homozygoot voor het linker gen
heterozygoot voor het middelste gen
heterozygoot voor het rechter gen
B
heterozygoot voor het linker gen
heterozygoot voor het middelste gen
homozygoot voor het rechter gen
C
homozygoot voor het linker gen
homozygoot voor het middelste gen
heterozygoot voor het rechter gen
D
homozygoot voor het linker gen
heterozygoot voor het middelste gen
homozygoot voor het rechter gen
Slide 9 - Quiz
Dominantie
In veel gevallen is één allel dominant. Dit betekent dat wanneer een individu heterozygoot is, alleen het dominante allel het fenotype zal bepalen.
Het andere allel wordt recessief genoemd.
Slide 10 - Diapositive
Een zwart cavia mannetje wordt gefokt met een wit cavia vrouwtje. Ze krijgen 20 individuen als nakomelingen die allemaal zwart zijn. Welk allel is dominant? Leg uit waarom.
Slide 11 - Question ouverte
Chinchilla's (lijken op cavia's) doen het anders. Er wordt een zwart en een wit exemplaar gekweekt en ze krijgen tal van nakomelingen. In tegenstelling tot cavia's zijn deze nakomelingen allemaal donkergrijs. Geef een mogelijke verklaring voor dit afwijkende fenotype.
Slide 12 - Question ouverte
Letternotatie voor genen en allelen
Volledige dominantie
De letter is toegewezen aan het gen *
dominante allel: hoofdletter A
recessief allel: kleine letter a
Genotypen:
homozygoot dominant: AA
heterozygoot: Aa en aA**
homozygoot recessief: aa
* = als je zelf een letter kiest, kies dan een letter die een andere hoofdletter heeft dan kleine letter.
** = de hoofdletter MOET eerst worden genoteerd.
Slide 13 - Diapositive
Of je oorlel al dan niet aan je hoofd vastzit, is een erfelijke eigenschap die wordt veroorzaakt door één enkel gen. Het allel voor losse oorlellen is dominant.
Welke zaadcellen zal een heterozygote vader produceren?
A
100% van zijn spermacellen is Aa
B
50% van zijn spermacellen zijn A
50% van zijn spermacellen zijn a
C
75% van zijn spermacellen zijn A
25% van zijn spermacellen zijn a
D
100% van zijn spermacellen zijn a
Slide 14 - Quiz
Johan Mendel
Wetten van overerving van eigenschappen ontdekt en geformuleerd in 1866
Slide 15 - Diapositive
Herhaling...
Slide 16 - Diapositive
Herhaling...
Slide 17 - Diapositive
Kruisingsschema's
Voortplantingscellen (=gameten) van de ouders langs de assen van de tafel
in de tabelcellen: mogelijke genotypen van de nakomelingen:
Voorbeeld
kans dat een zaadcel met het recessieve gen een eicel bevrucht is 1/2
kans dat de eicel zelf het recessieve allel heeft is 1/2
kans dat zygote beide recessieve genen heeft is daarom 1/2 * 1/2 = 1/4
Slide 18 - Diapositive
Maak de volgende opdracht op papier. Maak een foto van je antwoord en upload deze hier. Een man die heterozygoot is voor aangehechte/losse oorlellen heeft een kind bij een vrouw met aangehechte (recessieve) oorlellen. Bereken de kans dat het kind ook aangehechte oorlellen heeft. Leg je antwoord uit met een kruisingsschema.
Slide 19 - Question ouverte
Een vader die heterozygoot is voor het oorlel gen krijgt een kind bij een moeder die ook heterozygoot is.
Welke voortplantingscellen produceren deze ouders?
A
vader: 50% A en 50% A
moeder: 50% a en 50% a
B
vader: 100 % Aa
moeder: 100% Aa
C
vader: 50% A en 50% a
moeder: 50% A en 50% a
D
vader: 75% A en 25% a
moeder: 75% A en 25% a
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Diapositive
Waar of niet waar?
Elke cel in het lichaam bevat precies dezelfde genen.
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Waar of niet waar?
In spiercellen staan precies dezelfde genen aan als in hersencellen.
Slide 24 - Diapositive
Vragen
De bouwstenen van DNA zijn? Wat is de vorm? En wat zijn de combinaties?
Wat is een ander woord voor de volgorde van de basen in een gen?
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Hoe ontstaan allelen/ verschillende genen? Hoe komt het dat de ene persoon krullen heeft en de ander steil haar?
Slide 27 - Question ouverte
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Vidéo
Slide 30 - Diapositive
Huiswerk
Maak van Basisstof 6 opgaven 1-4
Maak van Basisstof 7 opgaven 1-5
(Indien je dit nog niet gedaan hebt, maak dan opgaven 1-3 van Basisstof 8)