Tekststructuren

Tekststructuren
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Tekststructuren

Slide 1 - Diapositive

Waarover ging de tekst met de titel 'Dezelfde tekens, andere betekenis'?

Slide 2 - Question ouverte

In welke paragraaf vind je meer uitleg over de culturele verschillen die een rol spelen bij betekenisverschillen?
A
'betekenisverschil'
B
'betekenis geven aan emoji's'
C
'correct intepreteren'

Slide 3 - Quiz

Betekenis geven aan emoji's
Het betekenisverschil is voor een deel te verklaren door de
oorsprong, zegt de Nederlandse taaldeskundige
Lieke Verheijen. Emoji's komen uit Japan, waardoor ze voor
Japanners een specifieke betekenis hebben, terwijl wij
ze interpreteren op een manier die voor ons uitkomt. Cultuur
is dus een bepalende factor. Een groot verschil zit bijvoorbeeld in de handgebaren. Wat Japan en andere westerse landen als

vinden andere landen
beledigend. Net als
bepaalde gelaatsuitdrukkingen.
Ook wat als humoristisch
beschouwd wordt, is sterk
cultureel bepaald.

Slide 4 - Diapositive

Betekenis geven aan emoji's
vinden andere landen beledigend. Net als bepaalde gelaatsuitdrukkingen. Ook wat als humoristisch beschouwd wordt, is sterk cultureel bepaald.

Slide 5 - Diapositive

Aan welke signaalwoorden herken je de drie vlakken waarop culturele verschillen een rol spelen?
A
waardoor, terwijl, dus
B
bijvoorbeeld, net als, ook

Slide 6 - Quiz

In welke paragraaf krijg je tips om misverstanden door emoji's te voorkomen?
A
'betekenisverschil'
B
'betekenis geven aan emoji's'
C
'correct intepreteren'

Slide 7 - Quiz

Correct interpreteren
Als je merkt dat je gesprekspartner opeens anders reageert, spreek die dan erover aan. Daarnaast gebruik je in
eerste instantie best niet te veel emoji’s. Verder
moet je letten op de emoji’s die je gesprekspartner gebruikt. Zo leer je zelf bij over de betekenis die hij eraan geeft

Slide 8 - Diapositive

Welk signaal drukken Daarnaast en Verder uit?
A
voorwaarde
B
opsomming
C
oorzaak
D
conclusie

Slide 9 - Quiz

Welke structuur herken je achter de volledige tekst?
probleemstructuur
handelingsstructuur
onderzoeksstructuur
evaluatiestructuur
maatregelstructuur

Slide 10 - Sondage

Inleiding
Een emoji met een omhooggestoken duimpje? Als wij die zien, zullen we doorgaans blij zijn. Toon diezelfde emoji in Bangladesh en daar zal je een heel andere reactie krijgen: je
zegt dan zoveel als ‘steek het waar de zon niet schijnt’. Om maar aan te tonen: niet elke emoji betekent overal hetzelfde. Er is een verschil tussen hoe een emoji bedoeld is en hoe hij gebruikt wordt. De Nederlandse emoji-expert Lilian Stolk schreef er een boek over en gaf meer uitleg

Slide 11 - Diapositive

Op welke vraag krijg je een antwoord in de inleiding?
A
Wat is het probleem?
B
Waarom is het een probleem?
C
Wat zijn de oorzaken?
D
Wat is ertegen te doen?

Slide 12 - Quiz

Betekenisverschil
Er is al veel onderzoek gedaan naar welke emoji's we gebruiken, maar nog niet naar hoe we ze gebruiken. ‘We zien wereldwijd wel allemaal dezelfde tekens, maar we interpreteren ze niet allemaal hetzelfde. Die interpretatieverschillen kunnen tot misverstanden leiden of zelfs opschudding veroorzaken.’

Slide 13 - Diapositive

Op welke vraag krijg je een antwoord in de paragraaf 'betekenisverschil'?
A
Wat is het probleem?
B
Waarom is het een probleem?
C
Wat zijn de oorzaken?
D
Wat is ertegen te doen?

Slide 14 - Quiz

Betekenis geven aan emoji's
Emoji's komen uit Japan, waardoor ze voor Japanners een specifieke betekenis hebben, terwijl wij ze interpreteren op een manier die voor ons uitkomt. Cultuur is dus een bepalende factor. Een groot verschil zit bijvoorbeeld in de handgebaren. Wat Japan en andere westerse landen als vinden andere landen
beledigend. Net als bepaalde gelaatsuitdrukkingen. Ook wat als humoristisch beschouwd wordt, is sterk cultureel bepaald.

Slide 15 - Diapositive

Op welke vraag krijg je een antwoord in de paragraaf 'Betekenis geven'?
A
Wat is het probleem?
B
Waarom is het een probleem?
C
Wat zijn de oorzaken?
D
Wat is ertegen te doen?

Slide 16 - Quiz

Correct interpreteren
Als je merkt dat je gesprekspartner opeens anders reageert, spreek die dan erover aan. Daarnaast gebruik je in
eerste instantie best niet te veel emoji’s. Verder
moet je letten op de emoji’s die je gesprekspartner gebruikt. Zo leer je zelf bij over de betekenis die hij eraan geeft.

Slide 17 - Diapositive

Op welke vraag krijg je een antwoord in de paragraaf 'Betekenis geven'?
A
Wat is het probleem?
B
Waarom is het een probleem?
C
Wat zijn de oorzaken?
D
Wat is ertegen te doen?

Slide 18 - Quiz