1 oktober

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Goedemorgen! 

Goed dat je er bent.

 

• Meld je alvast even aan voor de LessonUp van vandaag. 
• Lever je mobiel in. 

jeugdjournaal.nl

1e lesuur:

Leerdoelen paragraaf 3 De kledingboetiek

Ik kan verschillende bedrijfskosten benoemen en onderverdelen

Ik kan uitleggen wat de nettowinst is en de nettowinst berekenen

Ik kan uitleggen wat de kostprijs is en de kostprijs berekenen

Bedrijfskosten

• Bedrijfskosten zijn kosten die de onderneming maakt en die aan klanten worden doorberekend in de verkoopprijs.

=> Voorbeelden:

- Huisvesting, Loonkosten, Verkoopkosten etc.

Bedrijfskosten

Vaste kosten

Zijn constant gelijk

Voorbeelden:

Huurkosten

Afschrijvingskosten

Loonkosten vast personeel

Variabele kosten

Hangt samen met de drukte in het bedrijf

Voorbeelden:

Reclame

Schoonmaak

Loonkosten voor extra personeel

Afschrijvingskosten

Waardevermindering van auto's, inventaris en machines

Afschrijvingskosten per maand

(aanschafprijs - restwaarde) : Gebruiksduur in maanden

kan natuurlijk ook per jaar dan...

(aanschafprijs - restwaarde) : Gebruiksduur in jaren

Voorbeeld Afschrijving

NETTOWINST = NETTO RESULTAAT  

Van de brutowinst moeten nog andere kosten worden afgetrokken om uiteindelijk de winst te bepalen.

Netto winst berekening:

Verkoop (omzet)  

Inkoopwaarde -

Brutowinst          

Bedrijskosten -

Netto winst  of   Netto verlies

verkoop- inkoop = bruto winst - kosten = netto winst

Voorbeeld

Onze omzet appelgebakjes was    € 400,-. 

De inkoopwaarde was                        € 200,-  -

Brutowinst.                                              € 200.     

Ik had nog aan kosten hulp € 30,-, verpakkingen € 10,- kraamkosten € 10,-

Totale bedrijfskosten zijn dan          € 50,-

Nettowinst                                                € 150,-

Kostprijs

- De kosten die worden gemaakt voor een product. 

- De kostprijs heb je nodig om uiteindelijk de verkoopprijs te bepalen. 

- Wanneer je de kostprijs en de verkoopprijs weet, kan je ook de winst per product uitrekenen. 

- Kostprijs = inkoopprijs + bedrijfskosten per product

Voorbeeld

Een spijkerbroek kost voor de inkoop € 17,50. De totale bedrijfskosten zijn € 7000 per maand. De afzet is 800 spijkerbroeken per maand

Bereken eerst de bedrijfskosten per product per maand

€ 7.000 / 800 spijkerbroeken = € 8,75

Hoeveel bedraagt de kostprijs van 1 spijkerbroek?

€ 8,75 + 17,50 = € 26,25

Aan de slag

Maken 1.3 De kledingboetiek

2e lesuur:

Aan de slag!

Pauze

3e lesuur:

4e lesuur:

Thema 2. Ecologie

2.2 Piramiden

Wat gaan we deze les doen

- Herhalen 2.1

- Uitleg 2.2

- Aan de slag

Waarmee begint iedere voedselketen?

1. Producent
2. Consument

Welke voedselketen is goed genoteerd?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Op welk plaatje zie je een voedselweb?

1. 
2. 
3. 

In het plaatje zie je een ...

1. Voedselweb
2. Voedselketen
3. Producenten
4. Ecosysteem

Wat moet er altijd aan het begin van een voedselketen staan?

1. Producent
2. Producent of consument
3. Reducent of producent
4. Alleseter

Smalle weegbree

1. Consument
2. Producent

Vlierbes

1. Consument
2. Producent

De slang is consument van de ...?

1. 1e orde
2. 1e, 2e en 3e orde
3. 3e en 5e orde
4. 6e orde

Vraag 5. Welke plaats heeft de mens in de voedselkringloop bij het drinken van koemelk?
(2006-II)

1. Producent
2. Consument 1e orde
3. Consument 2e orde
4. Consument 3e orde

Bacteriën zijn:....

1. reducenten
2. afvaleters

Duizendpoten zijn:........

1. reducenten
2. afvaleters

Piramide van aantallen

schema dat laat zien hoeveel

individuen in elke schakel van

een voedselketen voorkomen

Piramide van biomassa

schema dat laat zien wat het gewicht is 

van alle organische stoffen in elke

schakel van een voedselketen

Biomassa = het gewicht van alle organische stoffen in een organisme

piramide van biomassa

Energie in een voedselketen

Aan de slag

Maken 2.2 & de test jezelf

Pauze

LEZEN UIT JE BOEK

5e en 6e lesuur:

SPECIAL HEROES

5

Aan de slag!

6e lesuur:

Aan de slag!

Afsluiting