One/Ones


1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon


Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive




One & Ones
- One -> Enkelvoud
- Ones -> Meervoud

Wanneer gebruik je het? (1)
Je gebruikt het wanneer je een zelfstandig naamwoord verderop in de zin wilt gebruiken.

Slide 4 - Diapositive

One & Ones

One of Ones gebruik je... 

als je niet nog een keer een zelfstandig naamwoord wilt herhalen in de zin,

dus niet twee keer hetzelfde wilt zeggen!


Slide 5 - Diapositive

one of ones

 Je gebruikt one (enkelvoud) of ones (meervoud) dus wanneer je een zelfstandig naamwoord verderop in een zin wilt herhalen.

Voorbeelden:
- A second-hand car is much cheaper than a  new one ( het gaat over 1 auto enkelvoud)
- Do you prefer the black shoes or the red ones? (de schoenen zijn meervoud)

Slide 6 - Diapositive

One & Ones
One          enkelvoud
Ones        meervoud

Het hangt er van af of het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud of meervoud staat.
Let dus goed op bij het lezen van de zin!
Do you like cookies? These ones are delicious.

Where are my socks? The ones I was just holding?

Slide 7 - Diapositive

One & Ones
One          enkelvoud
Ones        meervoud

MAAR het kan ook zo zijn dat het zelfstandig naamwoord in het meervoud staat, maar je er maar één van deze groep bedoelt. Lees dus altijd goed de hele zin door!
Do you like cookies? These ones are delicious.

Do you like movies? This one is really nice! 

Slide 8 - Diapositive

In short
Je kunt een zelfstandig naamwoord vervangen door one/ones wanneer je het herhaalt of wanneer je antwoord geeft op een vraag.

- Bij enkelvoud gebruik je one
E.g. Which bag are you going to buy? The white one.

- Bij meervroud gebruik je ones
E.g. I'm going to buy new trainers because my old ones have holes in them.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Gebruik je one of ones?
Do you prefer the black shoes or the blue ....... ?
A
One
B
Ones

Slide 11 - Quiz

Gebruik je one of ones?
I have to read a book. Which .... should I pick?
A
One
B
Ones

Slide 12 - Quiz

Gebruik je one of ones?
People have big problems and small .....
A
One
B
Ones

Slide 13 - Quiz